Energie - workshop 1

Leerjaar 3 – Thema 1
Energie

Energie in de biologie – workshop 1

1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Leerjaar 3 – Thema 1
Energie

Energie in de biologie – workshop 1

Slide 1 - Tekstslide

Inhoud
  • Werkwijze leerjaar 3 – thema 1
  • Introductie ‘Energie’
  • Celniveau
  • Metabolisme
  • ATP
  • Terugblik leerjaar 2
  • Voeding




Slide 2 - Tekstslide

Werkwijze leerjaar 3 – thema 1
  • Waarom uberhaupt natuur?
  • Wel/niet afrondende toets
  • Je werkt aan een dossier
  • Opdrachten in het dossier 
  • Tussentijdse quiz

Slide 3 - Tekstslide

Introductie 'Energie'
Link met biologie?​
Soorten energie in de biologie?

Slide 4 - Tekstslide

Wat heeft energie met
biologie te maken?

Slide 5 - Woordweb

Welke vormen van energie kennen we vooral in de biologie?

Slide 6 - Woordweb

1
2
3
Zet de 3 voedingsmiddelen in volgorde van de hoeveelheid energie. Begin bij de minste energie. Sleep de afbeeldingen!

Slide 7 - Sleepvraag

Waarom?
Toepassingen biologie
Functioneren
Bron
Duurzaam
Bruggetje leerjaar 2


Introductie ‘Energie’

Slide 8 - Tekstslide

Praktisch voorbeeld
Een aantal belangrijke voorbeelden van energie voor levende cellen:
Chemische energie
Kinetische energie 
Thermische energie 
Straling 
Elektrische energie 
*Vrije energie 


Slide 9 - Tekstslide

Celstofwisseling (metabolisme)

Waar en hoe speelt energie nu eigenlijk een rol voor cellen?
Energie op celniveau

Slide 10 - Tekstslide

Anabolisme:​

Het proces waarbij de cel voedingsstoffen opneemt en opbouwt tot cel onderdelen, dit kost energie.​

 
= assimilatie (endotherm)​

Bijvoorbeeld:
fotosynthese
Katabolisme:


Het proces waarbij chemische verbindingen worden afgebroken en energie vrijkomt.​​ 



= dissimilatie (exotherm)​




Bijvoorbeeld:
celademhaling / verbranding
Metabolisme (celstofwisseling)​

Slide 11 - Tekstslide

ANABOLE PROCESSEN​
Het in elkaar zetten van stoffen, kost energie. Zoals bij fotosynthese​

Slide 12 - Tekstslide

Anabole processen in detail
Fotosynthese

Slide 13 - Tekstslide

Anabole processen
Voortgezette fotosynthese
Glucose transport in de vorm van sacharose

  • 70 % sacharose  >  cellulose (celwanden)
  • 25% sacharose > zetmeel
  • ?% sacharose + mineralen > eiwitten
  • ?% sacharose > vetten



Slide 14 - Tekstslide

Anabole processen


Biosynthese
Opbouw van stoffen

Eiwitten (voorbeeld)


De cel bouwt (in dit geval) aminozuren op (assimilatie) tot je een eiwit hebt. 

Slide 15 - Tekstslide

Vragenrondje: Kom maar door

Slide 16 - Open vraag

… deze energie kan weer vrijkomen, wanneer de desbetreffende stof wordt afgebroken. Enzymen helpen vaak bij het opbreken!

KATABOLE PROCESSEN

Slide 17 - Tekstslide

Glucose + zuurstof --> koolstofdioxide + water 





KATABOLE PROCESSEN
Celademhaling / verbranding

Slide 18 - Tekstslide

Wat doet de cel met de 'vrije' energie?
Dus niet de warmte die automatisch vrijkomt!
4 belangrijke toepassingen van de vrije energie
  1. Mechanische arbeid (bewegingen – spiercellen)
  2. Transport arbeid (membraan pompen – bij de meeste cellen)
  3. Elektrische energie
  4. Chemische arbeid (eiwitten opbouwen uit aminozuren)


Warmte
Nodig om als warmbloedig organisme op een constante temperatuur te blijven.


Slide 19 - Tekstslide

Wat is ATP /ADP - Adenosine Tri/ Di Fosfaat?
Het losbreken van het 3e stukje fosfaat is eigenlijk opnieuw een katabole gebeurtenis die energie opwekt.

Slide 20 - Tekstslide

ATP - ADP
Stiekem ook katabolisme






Volgende slide: quiz

Slide 21 - Tekstslide

Afsluitend: Waar in de cel gebeurt dit allemaal?
Fotosynthese
Bladgroenkorrels

Biosynthese
Ribosomen

Verbranding
Mitochondrium (ev)
Mitochondriën (mv)

Slide 22 - Tekstslide

Welke vorm van energie past het beste bij de volgende omschrijving:
Voedingsstoffen
A
Thermische energie
B
Kinetische energie
C
Chemische energie
D
Elektrische energie

Slide 23 - Quizvraag

Welke vorm van energie past het beste bij de volgende omschrijving:
Beweging
A
Thermische energie
B
Kinetische energie
C
Chemische energie
D
Elektrische energie

Slide 24 - Quizvraag

Welke vorm van energie past het beste bij de volgende omschrijving:
Nadenken en spieren aansturen
A
Thermische energie
B
Kinetische energie
C
Chemische energie
D
Elektrische energie

Slide 25 - Quizvraag

Katabolisme
Metabolisme
Anabolisme
Cellen die stoffen opnemen en uitscheiden
Glucose afbreken, om zo energie op te wekken
Opslag van vet in de herfst bij egels
Een eiwit in de cel, wordt de cel uitgeduwd

Slide 26 - Sleepvraag

Plantencellen doen aan:
A
Anabolisme, katabolisme
B
Anabolisme
C
Katabolisme
D
Fotosynthese

Slide 27 - Quizvraag

Hieronder staan 2 uitspraken. Welke is/zijn juist?
1. Assimilatie kost energie
2. Dissimilatie kost energie
A
1
B
2
C
beiden
D
geen van beiden

Slide 28 - Quizvraag

Is de formulering van de fotosynthese (links) kloppend?
A
Ja
B
Nee

Slide 29 - Quizvraag

Is de formulering van de verbranding (links) correct?
A
Ja
B
Nee

Slide 30 - Quizvraag

Dit organisme wekt .....-energie op uit de verbranding
A
Thermische, kinetische, elektrische en chemische energie
B
Thermische, kinetische en elektrische
C
Kinetische, elektrische energie
D
Thermische en chemische energie

Slide 31 - Quizvraag

Dit organisme wekt .....-energie op uit de verbranding
A
Thermische, kinetische, elektrische en chemische energie
B
Thermische, kinetische en elektrische
C
Kinetische, elektrische
D
Thermische en chemische energie

Slide 32 - Quizvraag

Biosynthese betekent dat planten glucose omzetten in ...(1)... en later in ...(2)...
A
(1)Sacharose (2) koolhydraten en eiwitten
B
(1)Sacharose (2)vetten, eiwitten en koolhydraten
C
(1)Koolhydraten (2)vetten en sacharose
D
(1)Koolhydraten (2)eiwitten en vetten

Slide 33 - Quizvraag

Vragen / Tops / Tips

Slide 34 - Open vraag

Overzicht: soorten energie in biologie
Voorbeelden van energie in de biologie
  • Chemische energie (wanneer een voedingsstof is opgebouwd bevat deze chemische energie)
  • Kinetische energie (beweging)
  • Thermische energie (warmte)
  • Straling (bijv. licht)
  • Elektrische energie (bijv. in het zenuwstelsel)
*Vrije energie (=bijv. energie die tijdelijk vrijkomt in een cel, na de verbranding)



Slide 35 - Tekstslide

Dossieropdracht - it's learning
Werkbladen
Strip  / Tijdlijn
Leerdoelen

Slide 36 - Tekstslide

Vooruitblik:
Voeding en vertering

Slide 37 - Tekstslide

Voedingsstof of voedingsmiddel?
Voedingsmiddel = product (bijv. brood)

Voedingsstof = bestanddelen
 Vetten
 Koolhydraten
 Eiwitten
 Water
 Vitamines
 Mineralen
 *Voedingsvezel

Slide 38 - Tekstslide

Welke voedingsstof doet wat?
Vetten – brandstof, bouwstof, reservestof en beschermende stof
Koolhydraten – brandstof, bouwstof, reservestof
Eiwit – brandstof, bouwstof

Mineralen - bouwstof, beschermende stof
Vitamines - bouwstof, beschermende stof
Water - bouwstof
*Dikgedrukt is de voornaamste functie


Slide 39 - Tekstslide

Neem je de voedingsstoffen direct in je cellen op?
Afhankelijk van grootte
- Water, vitamines & mineralen zijn klein genoeg.
Tip! Oplosbaar in water? Ja? Dan klein genoeg. Nee? Dan eerst kleiner maken (verteren)

- Vetten, eiwitten en koolhydraten zijn wat molecuulstructuur betreft veel te groot en ingewikkeld.

- Water, mineralen en vitaminen zijn klein genoeg (+ glucose)

Toevallig? Nee! (zie volgende slide)

Slide 40 - Tekstslide

Welke voedingsstoffen geven je energie?
Vetten
Koolhydraten
Eiwitten

Stoffen die met moeite zijn opgebouwd in planten en dieren (assimilatie). Er is dus veel energie ingestopt.  

Het zijn dus ook ingewikkelde moleculen die je eerst moet verteren. Daar heb je ook weer energie voor nodig!



Slide 41 - Tekstslide