3.2 Weerstand

3.2 Weerstand
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

3.2 Weerstand

Slide 1 - Tekstslide

programma: (+inhalen/ herkansen afspraak maken)
  • demo proefje licht
  • uitleg soortelijke weerstand, 1,2,6,7,9,10,12,15,16 (1e,3e en 4e), was hw dus je kunt verder met 17,19,21,25,26lees steeds eerst tekst 
  • zelfstandig/ in tweetallen?  aan het werk
  • na 15 min. werken hw bespreken (16 en ??) en/of uitleg weerstandswaarde uitrekenen
  • hw 3 feb: Afmaken en nakijken/verbeteren van 3.2 opgave 17,19,21,25,26,Goed lezen par 3.3 en maken 1 t/m 3,5,8,9,11,

Slide 2 - Tekstslide

Doel van par 3.2:
  • Weten wat (een) weerstand is en hoe je hem kunt berekenen
  • Weten wat soortelijke weerstand is en waarvan die afhankelijk is
  • Kunnen werken met de codering van een weerstand
  • Rekenen met weerstanden
  • Weten hoe je weerstand kunt meten 
  • Weten dat de weerstand in een serieschakeling de optelsom is van alle weerstanden  die in de schakeling aanwezig zijn

Slide 3 - Tekstslide

Wat is weerstand?
  • In een geleider kunnen de elektronen makkelijk stromen, is de stroomsterkte hoog en de weerstand dus laag
  • In een isolator ondervinden de elektronen veel weerstand dus loopt er geen/weinig stroom doorheen

Slide 4 - Tekstslide

Weerstand (R)
grootheid
symbool
eenheid
symbool
weerstand
R
ohm

Slide 5 - Tekstslide


met analoge meters



met multimeter (=digitaal)
  • Multimeter aansluiten op de twee uiteinden van de weerstand. 
  • Gebruik van multimeter de contacten COM en Ω. 


weerstand meten

Slide 6 - Tekstslide

Soortelijke weerstand 
  • grote doorsnede (A)→ elektronen makkelijk door → minder weerstand
  • langere draad (l)→ elektronen doen er langer over → meer weerstand
  • soortelijke weerstand (      = rho)elektronen
    bewegen door het ene materiaal makkelijker (= lage
    soortelijke weerstand) dan door het andere (= hoge soortelijke
    weerstand zie 
  • de weerstand (R) van een draad bereken je dus zo:
  • (       wordt dus niet alleen voor dichtheid maar ook
     voor soortelijke weerstand gebruikt).

ρ
Binas tabel 15
Lengte, doorsnede en materiaal van een draad bepalen de weerstand 
ρ

Slide 7 - Tekstslide

Berekenen van weerstand
Weerstand (R) en spanningsverschil (V) bepalen hoeveel stroom(I) er loopt
  formule:



 
  symbolen: 


eenheden: 
weerstand = spanning stroomsterkte
R      =         U       :         I
Ω     =        V         :      A
Binas tabel 12

Slide 8 - Tekstslide

Voorbeeld
1. Gevraagd:

2. Gegeven: 

3. Oplossing inclusief formule

4. Antwoord met juiste eenheid
R =?

U = 6 V
I = 0,1 A
R = U : I
R = 6 : 0,1
R = 60 Ω
Op een fietslampje staat: 6 V en 0,1 A. 
Hoe groot is de weerstand van dit lampje?

Slide 9 - Tekstslide

Weerstanden in een schakeling.
  • Weerstanden worden gebruikt om de stroom te begrenzen. 
  • Bijvoorbeeld om te voorkomen dat andere onderdelen kapot gaan doordat er een te grote stroom doorheen gaat 
  • Ze worden ook gebruikt om het volume/lichtsterkte te kunnen regelen
  • In een schakelschema teken je de weerstand zo:
  • Een weerstand is een laagje koolstof op een glasstaafje
     hoe minder koolstof, des te hoger de weerstand.
  • Hogere temperatuur →hoger weerstand. 

Slide 10 - Tekstslide

Overbelasting/kortsluiting
zonder weerstand
met weerstand

Slide 11 - Tekstslide

Kleurencodes bepalen de waarde en tolerantie (= nauwkeurigheid)
op minder nauwkeurige weerstanden staan 4 kleurcodes
  • A = bruin, dus 1
  • B = zwart, dus 0
  • D = rood, dus 102 =x 100
  • T = goud, tolerantie = 5%
R = 1000 Ω
De weerstands waarde berekenen
Binas tabel 13
  • A  1e cijfer
  • B = 2e cijfer 
  • (C = 3e cijfer bij precisie weerstand)
  • D = vermenigvuldigen met 10n
  • T =tolerantie in %
Ezelsbruggetje onthouden volgorde:
Zij Brengt Rozen Op Gerrits Graf Bij Vies Grauw Weer 

Slide 12 - Tekstslide

Vervanginsweerstand serieschakeling
  • De vervanginsweerstand is de
    totale weerstand van een schakeling
  • Voor een serieschakeling bereken je die zo:
  • Rv = R 1+R2+R3 enz.

Slide 13 - Tekstslide

Werken met weerstandjes: Wat is de waarde van R2?
  1. Bereken de spanning over weerstand 1 met R=U: I
  2. U1 = 2,0 x 3,5 = 7 V
  3. Bereken de spanning over weerstand 2.
  4. U2 = 10 V - 7 V = 3 V
  5. Bereken nu weerstand 2 met R=U: I
  6. R2= 3 V: 2,0 A = 1,5 Ω

Slide 14 - Tekstslide

Elektrische stroom kiest altijd de makkelijkste route (route van de minste weerstand)
A
Waar
B
Niet waar

Slide 15 - Quizvraag

Wanneer de weerstand toeneemt, neemt de stroomsterkte af.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quizvraag