Verkleinwoorden
1 / 14
Lesduur is: 20 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
timer
1:00
verkleinwoorden
Schrijf zoveel mogelijk verkleinwoorden op.
Schrijf zoveel mogelijk verkleinwoorden op.
Slide 3 - Woordweb
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Wat is het juiste verkleinwoord voor
de stem?
de stem?
A
het stempje
B
het stemetje
C
het stemmetje
D
de stemmetje
Slide 6 - Quizvraag
Wat is het juiste verkleinwoord voor
de auto?
de auto?
A
het autotje
B
het autootje
C
het autoos
D
de autootje
Slide 7 - Quizvraag
Wat is het verkleinwoord van
het raam?
het raam?
Slide 8 - Open vraag
Wat is het verkleinwoord van
de tafel?
de tafel?
Slide 9 - Open vraag
Wat is het verkleinwoord van
het schrift?
het schrift?
Slide 10 - Open vraag
Wat is het verkleinwoord van
de pan?
de pan?
Slide 11 - Open vraag
Wat is het verkleinwoord voor
het dorp?
het dorp?
Slide 12 - Open vraag
Wat is het verkleinwoord van auto?
A
autotje
B
autootje
