Werken aan Nederlands - Spelling 2 - Hoofdstuk 4 Woorden met -ng of -nk

Hoofdstuk 4: 
Woorden met -ng of -nk
1 / 4
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpellingPraktijkonderwijsLeerjaar 2

In deze les zitten 4 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 4: 
Woorden met -ng of -nk

Slide 1 - Tekstslide

Doel:
Je leert woorden met -ng of -nk

Slide 2 - Tekstslide

Woorden met -ng of -nk
Uitleg:
In het woord hoor je een (ng), je schrijft een (ng)

Bang
Klinkt als: bang                            Je schrijft bang

Slide 3 - Tekstslide

Woorden met -ng of -nk
Uitleg:
In het woord hoor je een (ngk), je schrijft een (nk)

Bank
Klinkt als: bangk                           Je schrijft bank

Slide 4 - Tekstslide