Klas 2D - redekundig ontleden herhaling
1 / 12
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Zinsdeling: welke begrippen horen daarbij?
Slide 3 - Woordweb
Slide 4 - Tekstslide
Benoem de zinsdelen door ze naar het juiste vakje te slepen.
De zin: De jongen gaf zijn broertje vanochtend een schop.
persoonsvorm
meewerkend voorwerp
lijdend voorwerp
onderwerp
bijwoordelijke bepaling
De jongen
gaf
zijn broertje
vanochtend
een schop
Slide 5 - Sleepvraag
Slide 6 - Tekstslide
Wat is de infinitief van een werkwoord?
Slide 7 - Woordweb
Slide 8 - Tekstslide
Hij wast zich na het voetballen.
Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Wat is het werkwoordelijk gezegde?
A
wast
B
wast zich
C
na het voetballen
D
Hij wast zich
Slide 9 - Quizvraag
Hij kon zich gedragen.
Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Wat is het werkwoordelijk gezegde?
A
Hij kon
B
zich gedragen
C
kon zich gedragen
D
kon
