6.2 en 6.3

Vorige Lessen over 6.1
Hier de antwoorden van de opgaven uit de vorige les (opgave 1 t/m 11)

1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 20 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Vorige Lessen over 6.1
Hier de antwoorden van de opgaven uit de vorige les (opgave 1 t/m 11)

Slide 1 - Tekstslide

Belasting over inkomen
We gaan eerst kort herhalen
Bespreken 6.3
Zelfstandig aan het werk met 6.2
maak opgave 12 tm 23

Slide 2 - Tekstslide

6.1

Slide 3 - Tekstslide

H6.2 Hoe zwaar wordt je belast
Je leert: 
  • Welke invloed bijtellingen en aftrekposten op je belastbaar inkomen hebben
  • Wat een progressief belastingtarief inhoudt
  • Hoe volgens Box 1 je inkomstenbelasting wordt berekend

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Bijv.
Hypotheekrente
Reiskosten OV
Studiekosten
Bijv.
Leaseauto
Eigenwoning- forfait

Slide 7 - Tekstslide

Bijtellingen
Als je een eigen woning hebt, of bijvoorbeeld een auto van de zaak, ziet de belastingdienst als een vorm van inkomen, en daar moet je belasting over betalen. Hoeveel is afhankelijk van de waarde van je woning.

Het eigenwoningforfait is een percentage van de waarde van de woning wat als belasting betaald moet worden.

Slide 8 - Tekstslide

Rekenopgave
De WOZ-waarde van een woning is € 180.000. Bereken het eigenwoningforfait.
Antwoord
180000 : 100 x 0,55 = € 990

Slide 9 - Tekstslide

Aftrekposten
De rente die je betaalt voor de hypotheek van je eigen woning mag je van je bruto inkomen afhalen. Maar ook bijvoorbeeld bepaalde ziektekosten, reiskosten of studiekosten.

Slide 10 - Tekstslide

     brutoloon
  + bijtellingen
   - aftrekposten
     --------------------------
     belastbaar inkomen
eigenwoningforfait
auto van de zaak
b
hypotheekrente 
giften goede doelen
reiskosten woon-werkverkeer 
a
Het belastbaar inkomen wil je zo laag mogelijk hebben!

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

H6.3 Belasting over je spaargeld
Leerdoelen:
  • Je kunt uitleggen wat box 3 inhoudt.
  • Je kunt uitleggen wat heffingskorting is.
  • Je kunt de inkomstenbelasting berekenen.

Slide 13 - Tekstslide

Boxen
Er wordt onderscheidt gemaakt tussen verschillende soorten inkomens, deze zijn onderverdeeld in boxen.

BOX 1: belasting over inkomen uit werk en eigen woning
BOX 2: belasting over aanmerkelijk belang, hoef je niet te kennen
BOX 3: belasting over inkomen uit vermogen

Slide 14 - Tekstslide

Inkomstenbelasting
Iedereen moet over zijn inkomen inkomstenbelasting betalen. Na afloop van een jaar krijg je via MijnOverheid.nl bericht dat je aangifte van je inkomsten moet doen.

Na aangifte krijg je een aanslag, hierin staat wat je aan inkomstenbelasting verschuldigd bent.

Slide 15 - Tekstslide

Box 3
Belasting over inkomsten uit vermogen, zoals spaargeld en beleggingen. Deze inkomstenbelasting in box noem je ook wel vermogensrendementsheffing.
Bij deze belasting doet de overheid alsof je per jaar verdient aan rente met je spaargeld of winst op je belegging. Dit noem je fictief rendement.

Het eerste deel van je spaargeld is belastingvrij, dit heet heffingsvrij vermogen.

Slide 16 - Tekstslide

Boven de € 25.000 spaargeld rekent de belastingdienst met een fictief rendement van 2,6% (tot € 100.000, daarboven gelden andere percentages) . Over het fictief rendement betaal je 30% belasting.

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide