8.4 samen werken aan ontwikkeling?

8.4 Samen werken aan ontwikkeling?
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

8.4 Samen werken aan ontwikkeling?

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

lesdoelen
  • De leerlingen begrijpen wat een ontwikkelingsland is en kunnen minstens 3 bijbehorende kenmerken benoemen.
  • De leerlingen kunnen het inkomen per hoofd van de bevolking berekenen aan de hand van de formule.
  • De leerlingen kunnen naast het inkomen per hoofd drie factoren benoemen die invloed hebben op een ontwikkelingsland.
  • De leerlingen kunnen in eigen woorden uitleggen wat noodhulp, structurele hulp en gebonden hulp inhouden. 

Slide 3 - Tekstslide

ontwikkelingsland
Ontwikkelingsland: Een land met een grote economische achterstand ten opzichten van rijke westerse landen. 

Hoe bereken je dit? 
Welvaart van verschillende landen met elkaar te vergelijken. 

Inkomen per hoofd  van de bevolking; gemiddeld inkomen per inwoner van een land

Slide 4 - Tekstslide

Berekening

inkomen per hoofd van de bevolking=
nationaal inkomen : aantal inwoners 

Slide 5 - Tekstslide

Voorbeeld opdracht
Nationaal inkomen van land A is 300 miljard. Het land heeft 14 miljoen inwoners. Wat is het inkomen per hoofd van de bevolking?
inkomen per hoofd van de bevolking=
nationaal inkomen : aantal inwoners 

Slide 6 - Tekstslide

Voorbeeld opdracht 
Nationaal inkomen van land B is 710 miljard. Het land heeft 17,5 miljoen inwoners. Wat is het inkomen per hoofd van de bevolking?
inkomen per hoofd van de bevolking=
nationaal inkomen : aantal inwoners 

Slide 7 - Tekstslide

Factoren bij het vergelijken
  • Verdeling van het inkomen over de inwoners. In arme landen is er meestal sprake van een ongelijke inkomensverdeling. 
  • Hoeveel informele productie en zelfvoorziening is er in een land? Dit telt niet mee in het nationale inkomen, maar zorgt wel voor welvaart.
  • De prijzen van producten in een land. 

Slide 8 - Tekstslide

Kenmerken ontwikkelingslanden
  • snelle bevolkingsgroei 
  • ondervoeding en gebrek aan schoon drinkwater 
  • slechte gezondheidszorg
  • veel werkloosheid
  • veel analfabetisme door een gebrek aan scholing 

Slide 9 - Tekstslide

Vicieuze cirkel

Slide 10 - Tekstslide

Noodhulp 
Bijvoorbeeld bij natuurrampen, overstromingen en extreme droogte.
Deze hulp is nodig om mensen te laten overleven.

Gericht op korte termijn.

Slide 11 - Tekstslide

Structurele hulp
Doel: ontwikkelingslanden economisch zelfstandig worden. 
bijvoorbeeld: - goede onderwijs
                             -  modernere machines. 

Slide 12 - Tekstslide

Gebonden hulp
Een land dat hulp biedt aan een ontwikkelingsland kan ook voorwaarden stellen aan die hulp. 

Bijvoorbeeld: verplicht goederen of diensten te kopen in het land dat de hulp biedt. 

Slide 13 - Tekstslide

Ontwikkelingssamenwerking
Samenwerking van verschillende overheden en andere hulporganisaties (Unicef of Artsen Zonder Grenzen) die samen het doel hebben het helpen van de ontwikkelingslanden.

Slide 14 - Tekstslide

lesdoelen 
  • De leerlingen begrijpen wat een ontwikkelingsland is en kunnen minstens 3 bijbehorende kenmerken benoemen.
  • De leerlingen kunnen het inkomen per hoofd van de bevolking berekenen aan de hand van de formule.
  • De leerlingen kunnen naast het inkomen per hoofd drie factoren benoemen die invloed hebben op een ontwikkelingsland.
  • De leerlingen kunnen in eigen woorden uitleggen wat noodhulp, structurele hulp en gebonden hulp inhouden.

Slide 15 - Tekstslide

Wat ga je doen?:
Opgaven: 9 t/m 11 bladzijde 227
Met wie?: Samen met je buurvrouw of buurman
Geluidsniveau? Je werkt in een fluisterende toon.
Vragen?:
Kijk eerst in je boek!
Vraag docent (vinger opsteken).
Wat doe je als je klaar bent?: Laat het aan de docent zien.
Werk aan een andere vak.
Huiswerk voor: de volgende les!
Wat ga je doen?:

Opgaven: 32 t/m 40 bladzijde 236 t/m 239
Met wie?: Samen met je buurvrouw of buurman
Geluidsniveau? Je werkt in een fluisterende toon.
Vragen?:
Kijk eerst in je boek!
Vraag docent (vinger opsteken).
Wat doe je als je klaar bent?: Laat het aan de docent zien. 
Huiswerk voor: de volgende les!





Slide 16 - Tekstslide