Niet/geen

 niet - geen
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2ISK

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

 niet - geen

Slide 1 - Tekstslide

Niet en geen

Je gebruikt de woorden niet en geen om iets te ontkennen. 
Je gebruikt het om NEE te zeggen. 

Slide 2 - Tekstslide

Geen
Geen betekent niet een Achter het woord geen staat altijd een zelfstandig naamwoord (wie/wat/ding). 
Bijvoorbeeld:
Heeft hij een fiets? --> Nee, hij heeft geen fiets. 
Koop je een nieuwe radio? --> Nee, ik koop geen nieuwe radio.
Heb jij een euro voor mij? --> Nee, ik heb geen euro voor jou. 




Slide 3 - Tekstslide

Geen
- Woorden met een - Heb jij een fiets? Nee, ik heb geen fiets.
-Meervoud zonder de - Heb jij kinderen? Nee, ik heb geen kinderen.
- Woorden die je niet kunt tellen - Wil je suiker in je koffie? Nee, ik wil geen suiker in mijn koffie.
- Zelfstandig naamwoorden (wie/wat, dingen) zonder de, het, die, deze - Lust jij tomaat? Nee, ik lust geen tomaat.

Slide 4 - Tekstslide

Niet
NIET – in alle andere gevallen.

1. Achteraan de zin - Ik heb jouw pen niet.
2. Voor een voorzetsel - Het boek ligt niet in de kast.
3. Voor het tweede werkwoord in één zin - Ik kan niet komen.
4. Voor een bijvoeglijk naamwoord - Ik vind rode truien niet mooi

Slide 5 - Tekstslide

Niet
Niet staat vaak achteraan in de zin. 

Bijvoorbeeld:
Kom je morgen ook?   --> Nee, ik kom morgen niet
Weet je de weg? --> Nee, ik weet de weg niet
Koop je dat boek? --> Nee, ik koop dat boek niet


Slide 6 - Tekstslide

Even oefenen
https://wordwall.net/nl/resource/15077174/niet-of-geen

Slide 7 - Tekstslide

Heb jij een tas?
Nee, ik heb ..... tas.
A
Niet
B
Geen

Slide 8 - Quizvraag

Ga je mee?
Nee, ik ga ..... mee.
A
Niet
B
Geen

Slide 9 - Quizvraag

Ben je bang?
Nee, ik ben ....... bang.

A
Niet
B
Geen

Slide 10 - Quizvraag

Hebben we vandaag een toets?
Nee, we hebben vandaag ....... toets.
A
Niet
B
Geen

Slide 11 - Quizvraag


Ik lust ... pannenkoeken.
A
niet
B
geen

Slide 12 - Quizvraag


Ik hou ... van pannenkoeken.
A
niet
B
geen

Slide 13 - Quizvraag

Ben je ziek?
Nee, ik ben ...... ziek.
A
Niet
B
Geen

Slide 14 - Quizvraag

Ben je moe?
Nee,

Slide 15 - Open vraag

Heb jij een auto?
Nee,

Slide 16 - Open vraag

Geef antwoord op de vraag. Gebruik niet/geen.

Ga je op vakantie?

Slide 17 - Open vraag

Geef antwoord op de vraag. Gebruik niet/geen.

Vind je hardlopen leuk?

Slide 18 - Open vraag