Dagvoorbereiding
1 / 34
Lesduur is: 120 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Welk woord past het beste bij de afbeelding die je zag?
A
Bevroren
B
Gezwollen
C
De ingreep
D
De pleister
Slide 13 - Quizvraag
Slide 14 - Tekstslide
Welk woord past het beste bij de afbeelding die je zag?
A
Het ziekenhuis
B
Dichtmaken
C
De ingreep
D
De patiënt
Slide 15 - Quizvraag
Slide 16 - Tekstslide
Welk woord past het beste bij de afbeelding die je zag?
A
De ziekenhuisopname
B
Het bed
C
De vergadering
D
De narcose
Slide 17 - Quizvraag
Slide 18 - Tekstslide
Welk woord past het beste bij de afbeelding die je zag?
A
Het geschenk
B
In het huwelijk treden
C
De traditie
D
De prijs
Slide 19 - Quizvraag
Slide 20 - Tekstslide
Welk woord past het beste bij de afbeelding die je zag?
A
De postbode
B
De verkering
C
De traditie
D
Het bruidspaar
Slide 21 - Quizvraag
Slide 22 - Tekstslide
Welk woord past het beste bij de afbeelding die je zag?
A
De bruiloft
B
Het huwelijk
C
Traditioneel
D
Het geschenk
Slide 23 - Quizvraag
Slide 24 - Tekstslide
Wat hoort er niet bij?
A
Ontwaken
B
De ziekenhuisopname
C
De kastanjeboom
D
De ingreep
Slide 25 - Quizvraag
Wat hoort er niet bij?
A
Het bruidspaar
B
De verkering
C
In het huwelijk treden
D
De bruidegom
Slide 26 - Quizvraag
Slide 27 - Tekstslide
Op een oor liggen
A
Goed luisteren
B
Iemand helpen
C
Bang zijn
D
Slapen
Slide 28 - Quizvraag
Het hoog in je bol hebben
A
Enthousiast zijn
B
Als je nergens zin in hebt
C
Jezelf geweldig vinden
D
Heel hard rennen
Slide 29 - Quizvraag
Niet op je mondje gevallen zijn
A
Jezelf geen pijn doen
B
Ergens anders op gevallen zijn
C
Verbaasd zijn
D
Durven zeggen wat je ergens van vindt
