kernconcepten H1 t/m H3

Het begrip referentiekader wordt ook wel een.................... ..............genoemd.
A
cultureel venster
B
sociale venster
C
sociale bril
D
culturele bril
1 / 31
volgende
Slide 1: Quizvraag
MaatschappijwetenschappenMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

Het begrip referentiekader wordt ook wel een.................... ..............genoemd.
A
cultureel venster
B
sociale venster
C
sociale bril
D
culturele bril

Slide 1 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het resultaat van het onderzoek? Is Feyenoord fan
zijn natur of nurture?
Wat is het resultaat van het onderzoek? Is Feyenoord fan zijn natur of nurture?
A
Nature
B
Nurture

Slide 2 - Quizvraag

Natuurlijk is deze vraag heel simpel maar leerlingen moeten meteen onthouden dat nurture over aangeleerd gedrag vanuit de omgeving gaat. Dus dit is een mini-toepassingsvraag.
Vul het schema op de juiste wijze in!
socialisatie
  elementen
verwerving
overdracht
wat aan een ander geleerd wordt
wat je aangeleerd krijgt
bestaat uit:
omgangsvormen
opleiding
opvoeding

Slide 3 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies


Om welke sociale controle gaat het als een buurvrouw haar buurman aanspreekt op de hondenpoep die de buurman niet opruimt?
A
Informele sociale controle
B
Formele sociale controle

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe zorgt een samenleving ervoor dat waarden worden vertaald in gedrag?

Slide 5 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Cultuuroverdracht
Stereotypen
Internalisatie
Vooroordelen
Door de omgang met de groepen (socialisatoren) waartoe men behoort, vindt er een voortdurende beïnvloeding plaats.
Vaststaande beelden, generalisaties en veronderstellingen over een groep mensen.
Door socialisatie worden waarden, normen, opvattingen en gedragingen zo vanzelfsprekend dat mensen die als “tweede natuur” gaan ervaren.
Meningen over een groep mensen, niet gebaseerd op feiten. 

Slide 6 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies



'Ik ben sociaal, vriendelijk en behulpzaam.'

Over welk aspect van identiteit gaat het hier?
'Ik ben sociaal, vriendelijk en behulpzaam'
Over welk soort identiteit gaat het hier?
A
Persoonlijke identiteit
B
Sociale identiteit
C
Collectieve identiteit
D
Externe collectieve identiteit

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies




Welk begrip past het beste bij de inburgeringscursus?
Welk begrip past het beste bij de inburgeringscursus?
A
Enculturatie
B
Acculturatie
C
Tegencultuur
D
Socialisatie

Slide 8 - Quizvraag

Het gaat hier om een specifieke vorm van socialisatie, namelijk acculturatie. Mensen die een inburgeringscursus doen zijn zijn bezig met het aanleren en het verwerven van een nieuwe cultuur.


De Iraanse cultuur staat bekend om haar gastvrijheid. Welk element van cultuur is gastvrijheid?
De Iraanse cultuur staat bekend om haar gastvrijheid. Welk element van cultuur is gastvrijheid? 
A
Opvatting
B
Voorstelling
C
Waarde
D
Uitdrukkingsvorm

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is geen voorbeeld van een socialisator?
A
Familie
B
Opvoeding
C
Vriendengroep
D
School

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

We hebben formele en informele groepen, welke van de volgende is een informele groep?
A
Een gezin
B
Een sportteam
C
Een klas
D
Medewerkers van een bedrijf

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Noem de twee elementen van socialisatie.

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Op welk niveau heeft je docent Duits gezag
A
micro
B
macro

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Om welk type binding gaat het?
'Bij deze binding gaat het om collectieve goederen en diensten, zoals school, ziekenzorg en straatverlichting.'
A
Affectieve binding
B
Cognitieve binding
C
Economische binding
D
Politieke binding

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ouders die hun kinderen zakgeld geven, hen helpen met huiswerk en met hen praten over de politiek in Nederland hebben met hun kinderen een:
I. affectieve binding.
II. economische binding.
III. cognitieve binding.
IV. politieke binding.

A
Alleen I is juist.
B
I, III en IV zijn juist.
C
I, II en III zijn juist.
D
Alle antwoorden zijn juist.

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij welk element van sociale cohesie past deze zin het beste?

"we betalen allemaal zorgverzekeringspremie zodat iedereen gebruik kan maken van de gezondheidszorg"
A
aantal van de bindingen
B
kwaliteit van de bindingen
C
de mate van verantwoordelijkheid voor elkaars welzijn
D
het gevoel een groep te zijn

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


A
Affectieve binding
B
Cognitieve binding
C
Economische binding
D
Politieke binding

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een voorbeeld van een sociale institutie?
A
Gebruiken rondom geboorte
B
Windmolens
C
De Grondwet
D
Horecapersoneel

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is GEEN sociale institutie?
A
Zwarte piet
B
FC Groningen
C
Koningsdag
D
Het onderwijssysteem.

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is macht?

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

KERNCONCEPT Sociale ongelijkheid (1)
Een situatie waarin                       tussen mensen in al dan niet                         kenmerken, consequenties hebben voor hun maatschappelijke               en leiden tot een ongelijke                    van schaarse en hooggewaardeerde            , van waardering en                                            .
verschillen
aangeboren
zaken
verdeling
positie
behandeling

Slide 21 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Iris gaat als eerste van haar familie naar de universiteit. Is hier sprake van sociale mobiliteit?
Iris gaat als eerste van haar familie naar de universiteit. Is hier sprake van sociale mobiliteit?
A
Nee, het gaat hier niet om sociale mobiliteit
B
Ja, via het proces van positietoewijzing
C
Ja, via het proces van positieverwerving
D
Ja, zowel via het proces van positietoewijzing als van positieverwerving

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies





Welke twee functies van socialisatie herken je in dit filmpje over de Black Lives Matter beweging?
Welke twee functies van socialisatie herken je in dit filmpje over de Black Lives Matter beweging?
A
Voortzetten van een (sub)cultuur
B
Veranderen van een (sub)cultuur
C
Identificatie met anderen
D
Gedragsregulatie

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

KERNCONCEPT Sociale cohesie (1)
Het aantal en de                                                     die mensen in een ruimer sociaal kader met elkaar hebben, het                                   te zijn,                   van een gemeenschap, de mate van verantwoordelijkheid voor                              , en de mate waarin anderen daar ook een beroep op kunnen doen.
kwaliteit van de bindingen
       gevoel een groep
 lid te zijn  
 elkaars welzijn

Slide 24 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sleep de soort sociale ongelijkheid naar de juiste afbeelding.
ongelijke verdeling van sociale hulpbronnen
ongelijke verdeling van symbolische hulpbronnen
ongelijke verdeling van economische hulpbronnen
ongelijke verdeling van politieke hulpbronnen

Slide 25 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sleep de afbeeldingen naar de juiste vorm van cultuur.
Dominante cultuur
Subcultuur
Tegencultuur

Slide 26 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sleep de denker naar de juiste opvatting
Conflict wordt veroorzaakt door materiële verschillen tussen de bezittende en de bezitlose klasse
Door sociale en culturele verschillen ontstaat conflict

Slide 27 - Sleepvraag

Pagina 48
Photo credits S. Huntington:
Copyright World Economic Forum (www.weforum.org), swiss-image.ch/Photo by Photo by Peter Lauth - Samuel P. Huntington - World Economic Forum Annual Meeting Davos 2004
Wat is het verschil tussen een institutie en een instelling?

Slide 28 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Beschrijf in je eigen woorden wat "Globalisering" is

Slide 29 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij welk hoofdconcept past de institutionalisering van de verzorgingsstaat?
A
vorming
B
binding
C
verandering
D
verhouding

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Noem twee functies van socialisatie.

Slide 31 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies