Les 23: Bijwoordelijke bepaling

Grammatica
Bijwoordelijke bepaling

Ga zitten op je plaats
Pak je spullen
Laptop in tas
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, k, mavoLeerjaar 3,4

In deze les zitten 22 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Grammatica
Bijwoordelijke bepaling

Ga zitten op je plaats
Pak je spullen
Laptop in tas

Slide 1 - Tekstslide

Programma:

  • Uitleg bijwoordelijke bepaling

  • Z.s.

  • Opdrachten nakijken

  • Toets nabespreken

  • Afsluiten

Slide 2 - Tekstslide

Vorige les:
Wie kan mij vertellen wat hebben we gedaan? 

Slide 3 - Tekstslide

Gezegdes
Elke zin heeft een gezegde. Dat is wat er ‘gezegd wordt’ over het onderwerp. Maar er zijn twee soorten:

Het werkwoordelijk gezegde vertelt wat iemand doet.

Het naamwoordelijk gezegde vertelt wat of wie iemand is, wordt, blijft, lijkt enzovoort."

Slide 4 - Tekstslide

Het werkwoordelijk gezegde vertelt wat iemand doet.

Het naamwoordelijk gezegde vertelt wat of wie iemand is, wordt, blijft, lijkt enzovoort."


1. De hond rent door de tuin.
2. Mijn opa was vroeger leraar.
3. Wij hebben gekeken naar die film.
4. Het plan lijkt goed.
5. De docent legt de opdracht uit.
6. Jij bent een echte held.
7. Ik ben gaan lopen na het eten.
8. De jongen is moe.
9. Zij zal morgen vertrekken.
10. De soep blijft warm.

Slide 5 - Tekstslide

Kunnen/Kennen
Weten wat een bijwoordelijke bepaling is, en deze op de juiste manier schrijven.

Slide 6 - Tekstslide

Bijwoordelijke 
bepaling
Lees de volgende zinnen. Wat valt je op? Wat wil je nog weten?

  • De man fietst.
  • Zij spelen.
  • Ik eet.

Slide 7 - Tekstslide

Bijwoordelijke 
bepaling
Lees de volgende zinnen. Wat valt je op? Wat wil je nog weten?

  • De man fietst.
  • Zij spelen.
  • Ik eet.

Wat zou je aan deze zinnen willen toevoegen om ze duidelijker of leuker te maken? 

Schrijf dit op in je schrift/kladpapiertje

Slide 8 - Tekstslide

Bijwoordelijke 
bepaling
Dat extra stukje noemen we een bijwoordelijke bepaling. Het zegt waar, wanneer, hoe, of waarom iets gebeurt. Zonder die stukjes is een zin vaak onduidelijk of saai!

Slide 9 - Tekstslide

Bijwoordelijke 
bepaling
Een bijwoordelijke bepaling vertelt iets extra’s over de handeling in de zin.
Het zegt bijvoorbeeld waar, wanneer, hoe, of waarom iets gebeurt.

Je vindt een bijwoordelijke bepaling vaak door te vragen naar:

Waar? – Hij woont in Amsterdam.
Wanneer? – We eten om zes uur.
Hoe? – Ze fietst snel naar school.
Waarom? – Hij vertrekt vanwege de drukte.

Slide 10 - Tekstslide

Bijwoordelijke 
bepaling
Het zijn vaak losse woorden of stukjes zin die je kunt weglaten zonder dat de zin fout is. Maar met een bijwoordelijke bepaling is de zin vaak duidelijker of interessanter!

Slide 11 - Tekstslide

Bijwoordelijke 
bepaling
Morgen speelt hij op het plein met zijn vrienden.

Wanneer? → Morgen
Waar? → Op het plein
Met wie? → Met zijn vrienden

Allemaal bijwoordelijke bepalingen!

Slide 12 - Tekstslide

Bijwoordelijke 
bepaling
Lees de zinnen. Kun jij ontdekken waar, wanneer, hoe of waarom iets gebeurt?

  1. Wij gaan morgen naar het museum.
  2. De kat ligt op de bank te slapen.
  3. Zij werkt heel hard voor haar toets.
  4. Na schooltijd spelen we een spel.
  5. Hij fietst met veel moeite de berg op.
  6. We bleven binnen vanwege het slechte weer.
  7. Ik heb hem gisteren gesproken.
  8. In de pauze eten we een broodje.
  9. Ze lopen door het bos naar huis.
  10. Om beter te worden bleef ze een week thuis.

Noteer het waar, wanneer, hoe of waarom in je schrift.

Slide 13 - Tekstslide

Bijwoordelijke 
bepaling
Wij gaan morgen naar het museum.
➤ Vraag: Wanneer?
De kat ligt op de bank te slapen.
➤ Vraag: Waar?
Zij werkt heel hard voor haar toets.
➤ Vraag: Hoe?
Na schooltijd spelen we een spel.
➤ Vraag: Wanneer?
Hij fietst met veel moeite de berg op.
➤ Vraag: Hoe?
We bleven binnen vanwege het slechte weer.
➤ Vraag: Waarom?
Ik heb hem gisteren gesproken.
➤ Vraag: Wanneer?
In de pauze eten we een broodje.
➤ Vraag: Wanneer?
Ze lopen door het bos naar huis.
➤ Vraag: Waar?
Om beter te worden, bleef ze een week thuis.
➤ Vraag: Waarom?

Slide 14 - Tekstslide

Conclusie
Een bijwoordelijke bepaling vertelt iets extra’s over de handeling in de zin.
Het zegt bijvoorbeeld waar, wanneer, hoe, of waarom iets gebeurt.

Je vindt een bijwoordelijke bepaling vaak door te vragen naar:

Waar? – Hij woont in Amsterdam.
Wanneer? – We eten om zes uur.
Hoe? – Ze fietst snel naar school.
Waarom? – Hij vertrekt vanwege de drukte.

Slide 15 - Tekstslide

Aan de slag met:
  • Blz. 224 - 225 Opdracht 1,2 & 4
  • Blz. 222 - 223 Opdracht 5

Hoe? Per boek

Vragen:
Ik loop door door het lokaal. Vragen mag je alleen stellen als ik bij je ben.

Wat te doen als je wacht/klaar bent:

Lezen boek

Voor hoe lang?




Groen: Overleggen met je klasgenoten mag. Heb je vragen? Wacht op de docent, of vraag je klasgenoot.
Oranje: We werken op fluisterniveau, vragen? Wacht op de docent.
Rood: We zijn stil aan het werk. Je vragen mag je op een later moment stellen.



timer
8:00

Slide 16 - Tekstslide

Nakijken
Blz. 222 - 223

Slide 17 - Tekstslide

Nabespreken
toets

Slide 18 - Tekstslide

Samenvatten Opdrachten

Slide 19 - Tekstslide

Je kan nu:
  • Weten wat een bijwoordelijke bepaling is, en deze op de juiste manier schrijven.

Op schaal van één tot vijf, hoe goed denk jij het leerdoel te hebben behaald. Eén betekent helemaal niet. Bij vijf beheers je de leerstof perfect!

Slide 20 - Tekstslide

Na vandaag:
  • Kan jij één ding benoemen, die je nog niet wist, maar vandaag hebt geleerd?

Slide 21 - Tekstslide

De volgende les:
Zie som

Slide 22 - Tekstslide