Woorden en zinnen week 11 AA
1 / 20
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Alle kinderen dragen dus dezelfde kleren.
A
dragen
B
kinderen
C
dezelfde
D
kleren
Slide 6 - Quizvraag
Tenminste dat zou je denken.
A
zou
B
denken
C
je
D
tenminste
Slide 7 - Quizvraag
Toch verschillen de kinderen van elkaar.
A
kinderen
B
verschillen
C
van
D
elkaar
Slide 8 - Quizvraag
Andere kinderen sluiten niet alle knoopjes.
A
andere
B
knoopjes
C
alle
D
sluiten
Slide 9 - Quizvraag
En de meisjes dragen verschillende sieraden.
A
meisjes
B
verschillende
C
dragen
D
sieraden
Slide 10 - Quizvraag
Wil jij een schooluniform dragen?
A
schooluniform
B
wil
C
jij
D
dragen
Slide 11 - Quizvraag
Je mag jezelf hiernaast tekenen.
A
mag
B
jezelf
C
hiernaast
D
tekenen
Slide 12 - Quizvraag
Slide 13 - Tekstslide
De jongen begroet ons.
A
De jongen
B
jongen
C
begroet
D
ons
Slide 14 - Quizvraag
De voetballer in sportkleding begroet ons.
A
De voetballer
B
begroet
C
De voetballer in sportkleding
D
sportkleding
Slide 15 - Quizvraag
Bij sommige gelegenheden dragen we speciale kleuren.
A
sommige
B
dragen
C
speciale
D
we
Slide 16 - Quizvraag
De bruid draagt een witte trouwjurk.
A
draagt
B
witte trouwjurk
C
De bruid
D
een
Slide 17 - Quizvraag
Snappen we de Persoonsvorm?
A
Super goed
B
Goed
C
Beetje
D
Nee
Slide 18 - Quizvraag
Snappen we het gezegde?
A
Super goed
B
Goed
C
Beetje
D
Nee
Slide 19 - Quizvraag
Snappen we het onderwerp?
A
Super goed
B
Goed
C
Beetje
D
Nee
