Grammatica woordsoorten H2 - 3v

1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Voordat we gaan beginnen...
10 minuten lezen uit je leesboek
In stilte!
Leg het huiswerk alvast klaar: opdrachten 8 + 9 + 10, blz. 71

Slide 2 - Tekstslide

Nederlands
De woordsoort van wie, die en dat

Slide 3 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
Lezen uit je leesboek

Huiswerk nakijken: 8, 9 en 10 van blz. 71

Grammatica woordsoorten: uitleg
Opdrachten maken

Slide 4 - Tekstslide

Opdracht 8
1. bevrijdt - leidt
2. besteed - beantwoord
3. geschiedt
4. benijd - skateboardt
5. kruidt - kneedt - braadt
6. bekladt - duid - vergoedt

Slide 5 - Tekstslide

Opdracht 9
1. aanvaard - brand
2. meldt - landt - likkebaardt
3. wordt - kleedt
4. verbreedt - uitmondt
5. verblijdt - broedt
6. vermoed - verzandt

Slide 6 - Tekstslide

Opdracht 10
1. bloedende - aangespoeld - wordt - verzorgd
2. reageert - geërgerd - verstoort - studeert
3. weidt - spiedt
4. wachtten - gestrand
5. verdelgd - beschadigd - oplevert
6. wijdt - versmaadt - voedt

Slide 7 - Tekstslide

Theorie
De woordsoort van wie, die en dat

Slide 8 - Tekstslide

Welke woordsoorten?
Vragend voornaamwoord: wie - wat - welke - wat voor
Betrekkelijk voornaamwoord: die - deze - dat - dit (het meisje dat over straat loopt)
Aanwijzend voornaamwoord: die - deze - dat - dit - zo'n 
Onderschikkend voornaamwoord: heb jij het boek gezien dat ik aan het lezen ben?

Slide 9 - Tekstslide

Wie
Vragend voornaamwoord:
Ik weet niet meer aan wie ik het cadeautje heb gegeven.
Wie heeft dat cadeautje gegeven?
Betrekkelijk voornaamwoord: 
De jongen van wie ik het cadeautje heb gehad
Betrekkelijk voornaamwoord met ingesloten antecedent:
De jongen van wie ik het cadeautje heb gehad, is erg aardig. (vervangbaar voor degene die)

Slide 10 - Tekstslide

Die
Aanwijzend voornaamwoord:
Die film heb ik laatst gezien.
--> Kan je het vervangen voor deze? Aanwijzend!
Betrekkelijk voornaamwoord: 
De film die laatst op tv was, heb ik gezien.

Slide 11 - Tekstslide

Dat
Aanwijzend voornaamwoord:
Dat boek heb ik laatst gelezen
--> Kan je het vervangen voor dit? Aanwijzend!
Betrekkelijk voornaamwoord: 
Het boek dat ik laatst gelezen heb, was mooi.
Onderschikkend voegwoord:
Ik vind het niet leuk dat je dat hebt gedaan.

Slide 12 - Tekstslide

Aan de slag!
Opdrachten 1,2,3,4
Bladzijde 66,67
Klaar? Overig huiswerk afmaken.

Slide 13 - Tekstslide