Woordsoorten wie,die en dat

Woordsoorten wie, die en dat
03-03-'22
Anne-Jan
Tarek
Silvan
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Woordsoorten wie, die en dat
03-03-'22
Anne-Jan
Tarek
Silvan

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen:
  • Kunnen benoemen van verschillende woordsoorten.
  • Het verschil tussen de woordsoorten kunnen aanduiden.
  • Het goed kunnen toepassen van de woorden wie, die en dat.
  • weten wat een antecedent is.

Slide 2 - Tekstslide

wat is een antecedent?
Datgene waarnaar een betrekkelijk voornaamwoord verwijst, heet het antecedent. Dat kan één woord zijn, maar ook een hele zin. Het boek is het antecedent van dat in de zin:
Het boek dat ik schrijf, wordt prachtig. In een boom die vroeg bloeit is een boom het antecedent van die.

Slide 3 - Tekstslide

woordsoorten bij wie
  • betrekkelijk voornaamwoord (betr.vnw)
  • betrekkelijk voornaamwoord met ingesloten antecedent (betr.vnw m.i.a)
  • vragend voornaamwoord (vr.vnw)

Slide 4 - Tekstslide

Wie als betr.vnw
De oude vrouw van wie ik dit geld heb gekregen, heeft vandaag de loterij  gewonnen. 

Slide 5 - Tekstslide

Wie als betr.vnw m.i.a.


Wie ademt, is levend. 
Wie uitslaapt, is meestal niet moe.

Slide 6 - Tekstslide

Wie als vr.vnw


Wie heeft zijn boeken niet bij zich?

Hij wist niet meer aan wie hij zijn pen had uitgeleend.

Slide 7 - Tekstslide

Welke woordsoort hoort bij wie?
De docent van wie ik een onvoldoende heb gekregen, is nu ontslagen
A
betr.vnw
B
vr.vnw
C
betr.vnw m.i.a.

Slide 8 - Quizvraag

Welke woordsoort hoort bij wie?
Wie deze vraag kan oplossen, begrijpt dit onderdeel
A
betr.vnw m.i.a.
B
vr.vnw
C
betr.vnw

Slide 9 - Quizvraag

Welke woordsoort hoort bij wie?
Wie is er nu aan de beurt?
A
betr.vnw
B
vr.vnw
C
betr.vnw m.i.a.

Slide 10 - Quizvraag

Woordsoorten bij die
  • aanwijzend voornaamwoord (aanw.vnw)
  • betrekkelijk voornaamwoord (betr.vnw)  

Slide 11 - Tekstslide

Die als aanw.vnw
  • Die pen is van mij.
  • Die man is mijn oom.

Slide 12 - Tekstslide

Die als betr.vnw
  • De man die daar zit, is een miljonair.  
  • De vrouw die daar loopt, zag ik gisteren in het park.

Slide 13 - Tekstslide

Welke woordsoort hoort bij die?
De vrouw in die auto daar, is mijn tante.
A
betr.vnw
B
aanw.vnw

Slide 14 - Quizvraag

Welke woordsoort hoort bij die?
De jongen die gevallen is, heeft zijn knie geschaafd.
A
betr.vnw
B
aanw.vnw

Slide 15 - Quizvraag

Woordsoorten bij dat
  • Aanwijzend voornaamwoord (aanw.vnw)
  • betrekkelijk voornaamwoord (betr.vnw)
  • onderschikkend voegwoord (os.vgw)  

Slide 16 - Tekstslide

Dat als aanw.vnw 
  • Dat huis is erg groot. 
  • Ik vind dat raam te klein

Slide 17 - Tekstslide

Dat als betr.vnw
  • Het raam dat erg klein is, wordt vervangen door een groter raam.
  • Het huis dat daar staat, wordt volgende week gesloopt.

Slide 18 - Tekstslide

Dat als os.vgw
  • Het is niet fijn dat we weer op school zijn.
  • ik vind het fijn dat de frikandelbroodjes in de aanbieding zijn.

Slide 19 - Tekstslide

welke woordsoort hoort bij de dat?
Het mens dat de bril droeg, heeft geld aan de daklozen gegeven.
A
aanw.vnw
B
betr.vnw
C
os.vgw

Slide 20 - Quizvraag

welke woordsoort hoort bij de dat?
Dat huisje heeft een erg groot raam.
A
aanw.vnw
B
betr.vnw
C
os.vgw

Slide 21 - Quizvraag

ik vind het slecht dat er volgende week 4 toetsen zijn.
A
betr.vnw
B
aanw.vnw
C
os.vgw

Slide 22 - Quizvraag

Einde

bedankt voor jullie aandacht! 

Slide 23 - Tekstslide

Uitleg theorie

Een antecedent kan ook ingesloten zijn in een betrekkelijk voornaamwoord: Wat je zegt, ben je zelf.
Hier is het antecedent (dat) ingesloten in wat, dit heet een ingesloten antecedent. 

Slide 24 - Tekstslide

Voorbeelden:
  1.  De jongen die daar staat, zit bij mijn broer in de klas.
  2.  

Slide 25 - Tekstslide