2.1 In de tijd van burgers en stoommachines

In de tijd burgers en stoommachines
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

In de tijd burgers en stoommachines

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag?

  • Introductie
  • Leerdoelen
  • Uitleg 2.1
  • Afsluiting

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het eind van deze les kan je:

  • uitleggen hoe Nederland een autoritaire constitutionele monarchie werd.

  • uitleggen hoe Nederland een parlementair stelsel kreeg.


    Slide 3 - Tekstslide

    Let op! 1 herhalingsvraag
    Herhaling van de vorige  les

    Slide 4 - Tekstslide

    Welke kritiek had Locke op het absolutisme?

    Slide 5 - Open vraag

    Wat is het verband tussen de Franse Revolutie en de Bataafse Revolutie in 1795?

    Slide 6 - Open vraag

    Geef in maximaal 4 zinnen aan, hoe de rechten en vrijheden van burgers veranderden vanaf de Middeleeuwen tot en met de Verlichting

    Slide 7 - Open vraag

    Slide 8 - Tekstslide

    De grondwet
    • 1798: de Staatsregeling: idee van gelijkheid.
    • Grondwet! 

    MAAR: onderbreking door Napoleon. 


    Slide 9 - Tekstslide

    1813
    • Napoleon wordt verslagen (Waterloo).
    • De gevluchte stadhouder (Willem I) kwam terug en werd soevereine vorst 

    Slide 10 - Tekstslide

    Geen democratie? 
    Franse Revolutie had laten zien dat een democratie zorgt voor chaos en geweld 

    ---> er was juist één machtige koning nodig. 

    Slide 11 - Tekstslide

    1814: Grondwet
    • Constitutionele monarchie
    • Congres van Wenen: sterke staat --> samenvoeging Nederland en België

    1815: Het Koninkrijk der Nederlanden mét koning

    Slide 12 - Tekstslide

    Vastleggen wetten
    Rechten en plichten worden vastgelegd in wetten. 
    - Persvrijheid
    - Vrijheid van godsdienst

    Maar, in de praktijk waren vrijheidsrechten beperkt (toestemming koning). 

    Slide 13 - Tekstslide

    Constitutionele monarchie? 
    • Eenheidsstaat: geen eigen rechten voor de steden en gewesten 
    • Staten-Generaal als parlement

    Géén democratie: Willem I was autoritair en een verlicht absoluut vorst (wat?)

    Slide 14 - Tekstslide

    Staten-Generaal
    Eerste Kamer: leden door de koning benoemd. 
    Tweede Kamer: beperkt kiesstelsel 
    Kabinet: benoemde ministers

    Alle wetten door het parlement goedgekeurd, maar eigenlijk nam de koning beslissingen. 
    "De koning regeert alleen"

    Slide 15 - Tekstslide

    Wat is het verschil tussen de conservatieven en liberalen?

    Slide 16 - Open vraag

    Willems
    • 1830: afscheiding België

    • Willem I & Willem II veel macht. 

    • Conservatieven vinden dit prima: Politieke besluitvorming is zaak van de koning + geassisteerd door elite. Weinig invloed van het volk

    Slide 17 - Tekstslide

    Thorbecke
    • Leider van de liberalen: voorstanders van het inperken van de macht van de koning .
    • Liberalen streven naar zoveel mogelijk individuele vrijheid en zo weinig mogelijk overheidsbemoeienis. 

    Slide 18 - Tekstslide

    Thorbecke
    • Kritiek op het geheime handelen van de koning: bijvoorbeeld staatsschulden. 

    • Parlementaire controle was nodig + openbare bespreking van het landsbelang. 

    Slide 19 - Tekstslide

    1848
    • Aardappeloogst mislukt en revoluties breken uit in West-Europa! 

    • Willem II laat Johan Rudolf Thorbecke de grondwet aanpassen in 1848 (terwijl hij zich eerst niks van de liberalen aantrok)

    Slide 20 - Tekstslide

    Dus, wat verandert er in 1848?
    •  Politieke regels en burgerrechten (nu nog steeds van kracht)
    • Tweede Kamer direct gekozen > kreeg mandaat (volmacht) van de kiezers 
    • Eerste Kamer gekozen door Provinciale Staten
    • Ministers verantwoording aan het parlement (niet koning)
    • Koning weinig macht en onschendbaar

    Slide 21 - Tekstslide

    Dus, wat verandert er in 1848?
    • Regering stelt jaarlijks een begroting op, parlement moet goedkeuren
    • Tweede Kamer: recht van enquête & recht van amendement 
    •  Vrijheidsrechten: vrijheid van godsdienst, drukpers en vereniging en vergadering, vrijheid van onderwijs
    • Scheiding kerk en staat 

    Slide 22 - Tekstslide

    Afsluitende vraag
    Controle van de leerdoelen 

    Slide 23 - Tekstslide

    Geef aan wat vanaf 1848 in het parlementair stelsel kenmerkend was voor
    1. de totstandkoming van het parlement,
    2. de verhouding tussen regering en parlement,
    3. de verhouding tussen koning en ministers,
    4. de politieke rechten van de Tweede Kamer.

    Slide 24 - Open vraag

    Leerdoelen
    Aan het eind van deze les kan je:

    • uitleggen hoe Nederland een autoritaire constitutionele monarchie werd.

    • uitleggen hoe Nederland een parlementair stelsel kreeg.


      Slide 25 - Tekstslide