Ch 5 6 ed bron h het bijvoeglijk naamwoord ( en P. C)

Lesdoel: aan het einde van de les...
- herhaling vorige les
-herken ik Franse bijvoeglijk naamwoorden
- weet ik de verschillende vormen van bijvoeglijke naamwoorden in het Frans
- kan ik zelf in een Franse zin het bijvoeglijk naamwoord plaatsen
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Lesdoel: aan het einde van de les...
- herhaling vorige les
-herken ik Franse bijvoeglijk naamwoorden
- weet ik de verschillende vormen van bijvoeglijke naamwoorden in het Frans
- kan ik zelf in een Franse zin het bijvoeglijk naamwoord plaatsen

Slide 1 - Tekstslide

wat zijn de vormen van
hebben in het Frans

Slide 2 - Woordweb

wat is de passé
composé

Slide 3 - Woordweb

hoe maak je de passé composé
van manger
            wat is de passé composé van manger, ik heb                  gegeten
A
mange
B
mangé
C
j'ai mangé
D
tu as mangé

Slide 4 - Quizvraag

hoe zeg je: wij hebben gedanst (danser)

Slide 5 - Open vraag

zij hebben gepraat
A
vous avez parlé
B
nous avons parlé
C
il a parlé
D
ils ont parlé

Slide 6 - Quizvraag

wat is een bijvoeglijk
naamwoord

Slide 7 - Woordweb

Welke Franse bijvoeglijke
naamwoorden ken ik al?

Slide 8 - Woordweb

het bijvoeglijk naamwoord
Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
Het bijvoeglijk naamwoord zegt iets over het zelfstandig naamwoord (= personen en dingen).

Het bijvoeglijk naamwoord in het Frans past zich aan, aan het zelfstandig naamwoord.




BV:  Marie is klein     - Marie est petite

Slide 9 - Tekstslide

Choisi le bon adjectif:

Le sac à dos est .......
A
grand
B
grande
C
grands

Slide 10 - Quizvraag

Choisis le bon adjectif:

Mon copain est ......
A
charmant
B
charmante
C
charmants

Slide 11 - Quizvraag

Choisis le bon adjectif:

C'est une fête .......
A
génial
B
géniale
C
géniales

Slide 12 - Quizvraag

Choisis le bon adjectif:

Mélanie et Iris sont ....... en maths.
A
fort
B
forte
C
forts
D
fortes

Slide 13 - Quizvraag

Choisis le bon adjectif:

Mes copains sont ....
A
intelligent
B
intelligente
C
intelligents
D
intelligentes

Slide 14 - Quizvraag

het bijvoeglijk naamwoord
MAAR:
Eindigt het bijvoeglijk naamwoord op een –e? Dan krijg je geen extra –e bij vrouwelijke woorden enkelvoud!
BV: La voiture est rouge en niet rougee

Eindigt het bijvoeglijk naamwoord op een –s? Dan krijg je geen extra –s bij mannelijke woorden meervoud!
BV: Les pantalons sont gris en niet griss

Slide 15 - Tekstslide

Écris la bonne forme de l'adjectif:
Mon frère est blond - ma soeur est ....

Slide 16 - Open vraag

Écris la bonne forme de l'adjectif:
Il est petit - Elle est ......

Slide 17 - Open vraag

Écris la bonne forme de l'adjectif:
il est jeune - elle est .......

Slide 18 - Open vraag

Écris la bonne forme de l'adjectif:
mon frère est intelligent - ma soeur est .......

Slide 19 - Open vraag

Écris la bonne forme de l'adjectif:
mon jean noir-ma jupe .....

Slide 20 - Open vraag

Traduis:
Ils sont très ......... (groot)

Slide 21 - Open vraag