bs 3.2 Genen 3M bvj max 2023

Thema 3 Erfelijkheid en evolutie
Neem je laptop en boek voor je
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Thema 3 Erfelijkheid en evolutie
Neem je laptop en boek voor je

Slide 1 - Tekstslide

Wat bepaalt je fenotype?
A
Alleen het genotype
B
Alleen omgevingsfactoren
C
Genotype en omgevingsfactoren

Slide 2 - Quizvraag

De informatie op chromosomen voor één erfelijke eigenschap
A
is een fenotype
B
is een gen
C
is een chromosoom

Slide 3 - Quizvraag

Heeft een vlinder hetzelfde fenotype als de rups waaruit hij is ontstaan? En hetzelfde genotype?
A
alleen hetzelfde fenotype
B
alleen hetzelfde genotype
C
zowel hetzelfde fenotype als hetzelfde genotype

Slide 4 - Quizvraag

Is het genotype van deze persoon veranderd? En het fenotype?
A
Beide zijn veranderd
B
Geen van beide is veranderd
C
Alleen genotype is veranderd
D
Alleen fenotype is veranderd

Slide 5 - Quizvraag

Hebben deze mensen hetzelfde genotype en fenotype?
A
Zelfde genotype / zelfde fenotype
B
Zelfde genotype / verschillend fenotype
C
Verschillend genotype / zelfde fenotype
D
Verschillend genotype / Verschillend fenotype

Slide 6 - Quizvraag

Wat is een allel?
A
Een stukje DNA
B
Een stuk van een chromosoom
C
Een variant van een gen
D
Een variant van een chromosoom

Slide 7 - Quizvraag

Thema 3 Erfelijkheid en evolutie
B1 Genotype en fenotype
B2 Genen
B3 Kruisingen
B4 Stambomen
B5 Variatie in genotypen
B6 Evolutie
B7 Verwantschap
B8 DNA-technieken

Slide 8 - Tekstslide

Leerdoel basisstof 2 Genen
- Je kunt omschrijven wat homozygoot, heterozygoot, dominant, recessief en intermediair fenotype betekenen.

Slide 9 - Tekstslide

Fenotype: steil 

Allel van je vader = steil 
Allel van je moeder = steil 

> Homozygoot  voor deze eigenschap (2 dezelfde allelen)

> Homo = gelijk

Slide 10 - Tekstslide

Fenotype: krullen

Allel van vader = krullend 
Allel van moeder = krullend  

> Homozygoot voor deze eigenschap: 2 gelijke allelen

Slide 11 - Tekstslide

Fenotype: krullen


Allel van vader = steil 

Allel van moeder = krullen 


> Heterozygoot voor deze eigenschap (2 verschillende allelen)


> Hetero = ANDERS

Slide 12 - Tekstslide

Stijl of krullen?

Blijkbaar is het allel van krullend haar sterker...


Allel voor krullen = dominant (STERKER)

Allel voor steil = recessief (ZWAKKER / VERLIEST)


Krullend haar overheerst

Slide 13 - Tekstslide

Dominant & recessief
  • Dominante allelen komen altijd tot uiting in het
  • fenotype. Weergave met hoofdletter

  • Recessieve allelen komen alleen tot
    uiting als er geen dominant allel is. 
    Weergave met kleine letter
     

Slide 14 - Tekstslide

Stijl of krullen?
Deze persoon heeft twee gelijke genen (homozygoot). Deze genen zijn recessief.

Deze persoon is homozygoot recessief

Slide 15 - Tekstslide

Stijl of krullen?
Deze persoon heeft twee gelijke genen (homozygoot). De genen zijn dominant.

Deze persoon is homozygoot dominant.  

Slide 16 - Tekstslide

Van fenotype naar genotype


Homozygoot dominant krul = AA

Homozygoot recessief steil = aa

Heterozygoot = Aa


Gebruik duidelijke letters Aa, Bb, Dd, Ff, Ee, Qq, Gg 



Slide 17 - Tekstslide

Intermediair fenotype

Slide 18 - Tekstslide

Dominant/recessief
Genen paar:
Dominant
homozygoot: AA
heterozygoot: Aa

Recessief:
aa


Intermediar

Witte bloem: AwAw
Rode bloem: ArAr
Roze bloem: AwAr
Samenvatting

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

nu een paar vragen over de nieuwe stof!

Slide 21 - Tekstslide


Welke kleur ogen heeft de persoon met chromosomenpaar 1?
A
Bruine ogen
B
Blauwe ogen
C
Combinatie van bruin en blauwe ogen

Slide 22 - Quizvraag

Het gen voor blauwe ogen is recessief, dat voor bruine ogen is dominant. Hoe noem je het genotype van iemand met genotype aa.
A
Homozygoot dominant
B
Homozygoot recessief
C
Heterozygoot

Slide 23 - Quizvraag

Het gen voor blauwe ogen is recessief, dat voor bruine ogen is dominant. Wat is de oogkleur van iemand met genotype Aa.
A
Bruin
B
Blauw
C
Groen

Slide 24 - Quizvraag


Het allel voor een 'wipneus' (a) is recessief ten opzichte van het allel voor 'geen wipneus' (A).
Wat kan het genotype met een wipneus?

A
AA
B
Aa
C
aa
D
Alle 3 de opties kunnen

Slide 25 - Quizvraag

Wat is het symbool voor intermediair?
A
AA
B
Aa
C
aa
D
AwAw

Slide 26 - Quizvraag

Oefenen
Maken opdr. 1 t/m 10 van 3.2 Genen (laptop)
Opdr. 3 in je boek

Eerste 5 minuten stil: iedereen inloggen Bvj en blz. 173 voor
Daarna mag je op fluisterniveau overleggen

Klaar met de huiswerkopdrachten? Werk aan je samenvattingsopdracht


Slide 27 - Tekstslide