Thema 1 Stofwisseling b4 Verbranding

Doelstellingen

Ik kan het proces van de verbranding bij organismen beschrijven.
Ik kan de factoren noemen die van invloed zijn op de grondstofwisseling en de verbranding in organismen
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 4

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Doelstellingen

Ik kan het proces van de verbranding bij organismen beschrijven.
Ik kan de factoren noemen die van invloed zijn op de grondstofwisseling en de verbranding in organismen

Slide 1 - Tekstslide

Verbranding 
Een auto rijdt op benzine, gas of diesel. 
Dat zijn de brandstoffen die de motor verbrandt.
Er ontstaat bij de verbranding energie waardoor de auto in beweging komt. 

De motor van de auto wordt warm, de energie zorgt dus ook voor warmte. 
Uit de uitlaat van de auto komen uitlaatgassen, de verbrandingsproducten.

Slide 2 - Tekstslide

Verbranding 
bij een kaars
Een kaars is gemaakt van kaarsvet, dat is een brandstof. Als de kaars brandt, verdwijnt het kaarsvet. Bij de verbranding komt energie vrij in de vorm van licht en warmte.

Voor de verbranding is zuurstof nodig en komt water en koolstofdioxide (kooldioxide of koolzuurgas) vrij: de verbrandinsproducten. De gassen zitten in de lucht, je kunt ze niet zien of ruiken.

Slide 3 - Tekstslide

Verbranding



Reactieschema van het verbrandingsproces:

Algemeen:  
Brandstof      +    zuurstof    -->     water    +    koolstofdioxide      +      energie
(brandstof)                                      (verbrandingsproducten)                 
                                                                                                                 
Auto:
Benzine      +      zuurstof     -->     water    +    koolstofdioxide      +      energie
(brandstof)                                        (verbrandingsproducten)               (warmte + beweging)



Hoe zit het bij lichaamscellen? Hoe ziet het reactieschema van het verbrandingsproces er dan uit?
Belangrijk te weten: In elke lichaamscel vinden processen plaats, daarvoor is energie nodig.
Er vindt in elke lichaamscel verbranding plaats. Daarvoor is wat nodig en daarbij komt wat vrij.

Slide 4 - Tekstslide

Lichamelijke inspanning
Voor lichamelijke inspanning heb je energie nodig. Hoe meer je beweegt hoe meer energie nodig is. Je spiercellen werken dan bijvoorbeeld harder, ze hebben extra glucose en zuurstof nodig. 

Je gaat daarom meer eten en je ademt sneller. Je organen werken harder om al je cellen te voorzien van zuurstof en brandstof. Je hart klopt sneller, je bloed stroomt sneller en je krijgt het warmer.  

Slide 5 - Tekstslide

Verbranding 
in je lichaam
Zonder verbranding gaat een cel dood. 
Bij de verbranding in een cel is zuurstof en brandstof nodig. 
De brandstof die vooral gebruikt wordt is glucose. 
Glucose krijg je binnen door voedsel te eten. 
Het bloed vervoert de zuurstof en de glucose naar al je cellen. 
Bij het verbrandingsproces ontstaan verbrandingsproducten: koolstofdioxide en water en komt ook energie vrij. 
Door die energie kunnen alle organen in je lichaam werken en blijft je lichaam op de juiste temperatuur.
Reactieschema van het verbrandingsproces:
 
Glucose      +    zuurstof    -->    water    +    koolstofdioxide   +   energie
(brandstof)                                  (verbrandingsproducten)           (bewegen - handhaven lichaamstemperatuur)
                                                                                                                 
Ook de processen in je cellen vragen energie
In elke cel van je lichaam, op elk moment!

Slide 6 - Tekstslide

Indicator
Je kunt koolstofioxide niet ruiken en niet zien. Als je dit gas wilt aantonen kun je gebruik maken van een indicator.
Een indicator is een stof waarmee je een andere stof kunt aantonen.

Helder kalkwater is een indicator voor koolstofdioxide. Kalkwater is water met opgelost kalk. Wanneer kalkwater samenkomt met koolstofdioxide wordt het water troebel.
Koolstofdioxide is een gas in de lucht.  Je kunt het niet zien en niet ruiken.
Helder kalkwater

Slide 7 - Tekstslide

Koudbloedig
- Temperatuur gelijk aan omgeving 
- Lichaamstemperatuur is niet constant
- Amfibien, reptielen
- Vaak een winterslaap
- lage temperatuur = lage verbranding 

Slide 8 - Tekstslide

warmbloedig
  • Temperatuur is constant
  • Zoogdieren, vogels
  • Hoge temperatuur --> veel verbranding--> veel energie --> actief dier

Slide 9 - Tekstslide

Koudbloedig           Warmbloedig

Slide 10 - Tekstslide

Verbrandingsreactie van verbranding in elke cel van het lichaam:


.......1........ + zuurstof ==> ……………2………….. + …………3…….……….. + …………4…………
(verbrandingsproducten)

A
1: water 4: energie
B
1: koolstofdioxide 4: water
C
1: glucose 4: energie
D
1: glucose 2: water

Slide 11 - Quizvraag

Zo kun je  koolstofdioxide aantonen
Sleep naar de juiste positie
in de afbeelding
Verbrandingsproduct
Indicator
Troebel

Slide 12 - Sleepvraag

Verbranding: Dit weet/snap je!

Reactieschema van het verbrandingsproces:

Algemeen:  
Brandstof      +    zuurstof    -->     water    +    koolstofdioxide      +      energie
(brandstof)                                      (verbrandingsproducten)                 
                                                                                                                 
Auto:
Benzine      +      zuurstof     -->     water    +    koolstofdioxide      +      energie
(brandstof)                                        (verbrandingsproducten)               (warmte + beweging)

Kaars:
Kaarsvet      +     zuurstof     -->     water     +   koolstofdioxide      +     energie
(brandstof)                                      (verbrandingsproducten)                (warmte + licht)

Lichaam:
Glucose      +       zuurstof   -->      water + koolstofdioxide           +      energie
(brandstof)                                      (verbrandingsproducten)                (lichaamstemperatuur + beweging)
Alle processen in je cellen vragen energie

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Grondstofwisseling

    = Stofwisseling van het lichaam in rust. 

    Ook als je slaapt doe je aan verbranding. Er is energie nodig om je hart te laten kloppen, je temperatuur op peil te houden,  pompen en  te blijven ademhalen .
    Grondstofwisseling

    Slide 15 - Tekstslide

    Slide 16 - Tekstslide

    Grondstofwisseling
    De grondstofwisseling is afhankelijk van:
    • Geslacht
    • Leeftijd
    • Lengte
    • Lichaamsgewicht
    • Milieutemperatuur

    Slide 17 - Tekstslide

    Deze plant heeft geen bladgroen. De orchidee heeft witte bladeren. Een vorm van albinisme. Hierdoor ontbreekt bij deze witte planten een bepaald stofwisselingsproces.
    Welke?

    Slide 18 - Open vraag

    In het lichaam van een pinguïn vindt meer verbranding plaats dan in het even grote lichaam van een schildpad die even groot is, even actief is en in dezelfde omgeving leeft. Waarvoor moet in een pinguïn meer verbranding optreden dan in zo'n schildpad.

    Slide 19 - Open vraag

    Vul het proces van de verbranding in:
    ..............+...............-> ..............+...............+................

    Slide 20 - Open vraag

    Welke stoffen bevatten de meeste energie?
    A
    Organische stoffen
    B
    Anorganische stoffen

    Slide 21 - Quizvraag

    Op een vroege voorjaarsdag zitten een mus en een kikker naast elkaar in de zon. Beide dieren zijn even groot. Ze bewegen niet.
    Bij welk dier zal de grondstofwisseling het hoogst zijn?
    A
    Mus
    B
    Kikker

    Slide 22 - Quizvraag

    Aan de slag met......
    • Lezen basisstof 4 (blz 16 t/m 18 tekstboek)
    • Maken basisstof 4 Opdracht 15, 18  en 20 (vanaf blz 19 werkboek)



    Zie ook de werkwijzer bij de bestanden in TEAMS

    Slide 23 - Tekstslide