Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Mavo 2: Het bijvoeglijk naamwoord
Het bijvoeglijk naamwoord
swfes
La fille est petite
Le garçon est petit
Les filles sont petites
Wat betekent het woord
petit
?
Hoe wordt dit woord in de 3 zinnetjes vertaald?
1 / 62
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Frans
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2
In deze les zitten
62 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Het bijvoeglijk naamwoord
swfes
La fille est petite
Le garçon est petit
Les filles sont petites
Wat betekent het woord
petit
?
Hoe wordt dit woord in de 3 zinnetjes vertaald?
Slide 1 - Tekstslide
Welke Franse bijvoeglijke
naamwoorden ken ik al?
Slide 2 - Woordweb
Het bijvoeglijk naamwoord
zegt iets over een zelfstandig naamwoord
Mon frère est
grand
Mijn broer is groot
past zich in het Frans aan aan het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort
Slide 3 - Tekstslide
Hoe past het bijvoeglijk naamwoord zich dan aan?
Slide 4 - Tekstslide
Een paar voorbeelden...
Slide 5 - Tekstslide
eindigt een bijvoeglijk naamwoord op een
-e
?
Dan
GEEN
extra
e
bij de vrouwelijke vorm
(bijv. rouge, triste, jeune)
eindigt het bijvoeglijk naamwoord op een
-s
?
Dan
GEEN
extra
s
bij de mannelijke vorm meervoud
(bijv. gris, français, anglais)
Slide 6 - Tekstslide
Het bijvoeglijk nw. dat hoort bij een vrouwelijk zelfst. nw. krijgt een extra ...
A
e
B
s
C
es
D
niets
Slide 7 - Quizvraag
Het bijvoeglijk nw dat hoort bij een mannelijk zelfst nw krijgt dus
A
niets erbij
B
een extra e
C
es erbij
D
s erbij
Slide 8 - Quizvraag
Het bijvoeglijk nw dat hoort bij een mannelijk zelfst nw in meervoud krijgt
A
niets erbij
B
es
C
s
D
e
Slide 9 - Quizvraag
Het bijvoeglijk nw dat hoort bij een vrouwelijk zelfst nw in meervoud krijgt
A
s
B
niets erbij
C
es
D
e
Slide 10 - Quizvraag
Kies het juiste antwoord:
Léa est une fille _____ (blond)
A
blonde
B
blond
C
blondes
D
blonds
Slide 11 - Quizvraag
Maak de zin goed af:
Léa et Anna sont ___ (petit)
Slide 12 - Open vraag
Kies het juiste antwoord:
La maison est très _______ (grand)
A
grande
B
grands
C
grand
D
grandes
Slide 13 - Quizvraag
Maak de zin goed af:
C'est un film ___ (difficile)
Slide 14 - Open vraag
Maak de zin goed af:
Les garçons sont _____(petit)
Slide 15 - Open vraag
Slide 16 - Tekstslide
Sommige bijvoeglijke naamwoorden zijn
onregelmatig!
Daarbij gelden NIET de regels die je net hebt gezien.
Het gaat om de volgende bijvoeglijke naamwoorden:
bon (goed, lekker)
beau (mooi)
nouveau (nieuw)
vieux (oud)
Slide 17 - Tekstslide
Kies de juiste vorm:
Il est (groot)
A
grande
B
grand
C
grandes
D
grands
Slide 18 - Quizvraag
Kies de juiste vorm:
La ceinture est (blauw)
A
bleu
B
bleus
C
bleue
D
bleues
Slide 19 - Quizvraag
Kies de juiste vorm:
Les voitures sont (groen)
A
vertes
B
verte
C
vert
D
verts
Slide 20 - Quizvraag
Kies de juiste vorm:
Les chats sont (rood)
A
rouge
B
rouges
C
rougee
D
rougees
Slide 21 - Quizvraag
Kies de juiste vorm:
Olivier et Marc sont (français)
A
français
B
française
C
françaiss
D
françaises
Slide 22 - Quizvraag
Kies de juiste vorm:
Marianne est (triste)
A
tristee
B
tristes
C
tristees
D
triste
Slide 23 - Quizvraag
geef de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord:
Jacqueline est une fille ...
A
français
B
française
C
françaises
Slide 24 - Quizvraag
Marianne porte une jupe ...
A
roug
B
rouge
C
rougs
D
rouges
Slide 25 - Quizvraag
J'ai les cheveux ...
A
blond
B
blonde
C
blonds
D
blondes
Slide 26 - Quizvraag
Mes grand-parents sont ....
A
élégant
B
élégante
C
élégants
D
élégantes
Slide 27 - Quizvraag
geef de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord:
Paul a les cheveux ...
A
grises
B
griss
C
gris
Slide 28 - Quizvraag
Choisis le bon adjectif:
Mon copain est ......
A
charmant
B
charmante
C
charmants
Slide 29 - Quizvraag
Choisi le bon adjectif:
Le sac à dos est .......
A
grand
B
grande
C
grands
Slide 30 - Quizvraag
Choisis le bon adjectif:
C'est une fête .......
A
génial
B
géniale
C
géniales
Slide 31 - Quizvraag
Choisis le bon adjectif:
Mélanie et Iris sont ....... en maths.
A
fort
B
forte
C
forts
D
fortes
Slide 32 - Quizvraag
Choisis le bon adjectif:
Mes copains sont ....
A
intelligent
B
intelligente
C
intelligents
D
intelligentes
Slide 33 - Quizvraag
Kies het juiste antwoord:
Les (nieuwe) ______ voisines sont très sympas.
A
nouveau
B
nouvelle
C
nouveaux
D
nouvelles
Slide 34 - Quizvraag
Kies het juiste antwoord:
Le jardin est très _______ (mooi)
A
belle
B
beaux
C
beau
D
belles
Slide 35 - Quizvraag
Kies het juiste antwoord:
Les enfants sont très _______ (mooi)
A
belle
B
beaux
C
beau
D
belles
Slide 36 - Quizvraag
Kies het juiste antwoord:
C'est une (goed) _______ idée
A
bon
B
bonne
C
bons
D
bonnes
Slide 37 - Quizvraag
Kies de juiste vorm:
Olivier et Marc sont (français)
A
français
B
française
C
françaiss
D
françaises
Slide 38 - Quizvraag
Kies de juiste vorm:
Marianne est (triste)
A
tristee
B
tristes
C
tristees
D
triste
Slide 39 - Quizvraag
geef de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord:
Jacqueline est une fille ...
A
français
B
française
C
françaises
Slide 40 - Quizvraag
Marianne porte une jupe ...
A
roug
B
rouge
C
rougs
D
rouges
Slide 41 - Quizvraag
J'ai les cheveux ...
A
blond
B
blonde
C
blonds
D
blondes
Slide 42 - Quizvraag
Mes grand-parents sont ....
A
élégant
B
élégante
C
élégants
D
élégantes
Slide 43 - Quizvraag
geef de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes:
Ma soeur est très (klein)
Slide 44 - Open vraag
La maison de mes grands-parents est très (groot)
Slide 45 - Open vraag
Vul de juiste vorm in van het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes
Mon frère a les yeux (groen)
Slide 46 - Open vraag
Slide 47 - Tekstslide
geef de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord:
Paul a les cheveux ...
A
grises
B
griss
C
gris
Slide 48 - Quizvraag
Choisis le bon adjectif:
Mon copain est ......
A
charmant
B
charmante
C
charmants
Slide 49 - Quizvraag
Choisi le bon adjectif:
Le sac à dos est .......
A
grand
B
grande
C
grands
Slide 50 - Quizvraag
Choisis le bon adjectif:
C'est une fête .......
A
génial
B
géniale
C
géniales
Slide 51 - Quizvraag
Choisis le bon adjectif:
Mélanie et Iris sont ....... en maths.
A
fort
B
forte
C
forts
D
fortes
Slide 52 - Quizvraag
Écris la bonne forme de l'adjectif:
Il est petit - Elle est ......
Slide 53 - Open vraag
Choisis le bon adjectif:
Mes copains sont ....
A
intelligent
B
intelligente
C
intelligents
D
intelligentes
Slide 54 - Quizvraag
Écris la bonne forme de l'adjectif:
Mon frère est blond - ma soeur est ....
Slide 55 - Open vraag
Écris la bonne forme de l'adjectif:
mon frère est intelligent - ma soeur est .......
Slide 56 - Open vraag
Écris la bonne forme de l'adjectif:
il est jeune - elle est .......
Slide 57 - Open vraag
Écris la bonne forme de l'adjectif:
ma copine russe - mes copines .......
Slide 58 - Open vraag
Traduis:
Ils sont très ......... (groot)
Slide 59 - Open vraag
Traduis:
Les cheveux de mon père sont ...... (grijs)
Slide 60 - Open vraag
Traduis:
Mes notes à l'école sont ....... (slecht)
Slide 61 - Open vraag
Ik begrijp de vorm van het bijvoeglijk naamwoord in het Frans.
0
10
Slide 62 - Poll
Meer lessen zoals deze
Mavo 2: Het bijvoeglijk naamwoord
February 2023
- Les met
37 slides
Frans
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2
het bijvoeglijk naamwoord
March 2023
- Les met
18 slides
Frans
Middelbare school
mavo, havo
Leerjaar 1
3/12/21 ADJECTIFS + les verbes.... er
July 2022
- Les met
29 slides
Frans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Ch 5 6 ed bron h het bijvoeglijk naamwoord ( en P. C)
March 2023
- Les met
21 slides
Frans
Middelbare school
mavo, havo
Leerjaar 1
het bijvoeglijk naamwoord
April 2023
- Les met
32 slides
Frans
Middelbare school
mavo, havo
Leerjaar 1
H2 klas 2: grammatica
December 2022
- Les met
39 slides
Frans
Middelbare school
mavo, havo
Leerjaar 1
bijvoeglijk naamwoord 16 april brugklas
April 2024
- Les met
14 slides
Frans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
het bijvoeglijk naamwoord
February 2023
- Les met
27 slides
Frans
Middelbare school
mavo, havo
Leerjaar 1