H4, herhalen HS 5+6

Hoe dacht Voltaire over godsdienst?
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Hoe dacht Voltaire over godsdienst?

Slide 1 - Tekstslide

Wat kenmerkte het ancien régime?

Slide 2 - Tekstslide

Wat houdt verlicht absolutisme in?

Slide 3 - Tekstslide

Geef aan wat abolitionisme betekent en verklaar waarom abolitionistische bewegingen juist tijdens de Verlichting ontstonden.

Slide 4 - Tekstslide

In de 18e eeuw begonnen de Britse koloniën in Noord-Amerika zich tegenover hun overheerser te verzetten. Waarom deden ze dat?

Slide 5 - Tekstslide

Verklaar de sterke handelspositie van de VOC.

Slide 6 - Tekstslide

De WIC hield zich bezig met driehoekshandel. Leg dit begrip uit.

Slide 7 - Tekstslide

Descartes was een empirisch denker. Wat wordt hiermee bedoeld?

Slide 8 - Tekstslide

Noem twee belangrijke gevolgen van de wetenschappelijke revolutie.

Slide 9 - Tekstslide

Droit divin betekent goddelijk recht. Wat wordt hiermee bedoeld?

Slide 10 - Tekstslide

In 1700 publiceert de Amerikaanse rechter Samuel Sewall het pamflet 'The selling of Joseph'. Hierin schrijft hij:
'Het huidige grote aantal slaven in de provincie, en hun ongemakkelijke leven door de slavernij, heeft velen aan het denken gezet of de grondslag van de slavernij wel stevig en goed genoeg is gelegd om het grote gewicht te kunnen dragen van het systeem dat daarop is gebouwd. Het is absoluut waar dat alle mannen, omdat zij als zonen van Adam mede-erfgenaam van hem zijn, in gelijke mate recht hebben op vrijheid en alle andere uiterlijke gemakken van het leven.
Gebruik de bron.
Over Samuel Sewall kun je, op grond van deze bron, zeggen dat hij verlichte ideeën heeft op politiek gebied.

* Toon dit aan en geef aan welk verband er bestond tussen een ideaal van de Verlichting en het abolutionisme.

Slide 11 - Tekstslide

In 1777 schrijft de Pruisische koning Frederik de Grote over de manier waarop een land moet worden bestuurd:
'De koning is de vertegenwoordiger van de staat. Hij en zijn volk vormen samen één lichaam, dat alleen gelukkig kan zijn als de afzonderlijke delen door eensgezindheid bij elkaar worden gehouden. De vorst is voor de samenleving wat het hoofd is voor het lichaan: hij moet voor de hele gemeenschap zien, denken en optreden om haar alle gewenste voordelen te verschaffen. Als men wil dat het koningschap het wint van de republikeinse staatsvorm, dan staat de opdracht van de
koning vast: hij moet energiek en eerlijk zijn, en al zijn krachten gebruiken om de taak die hem is opgelegd te vervullen.

Gebruik de bron.

De opvatting van Frederik de Grote in deze bron past bij het verlicht absolutisme.
Toon dit aan.

Slide 12 - Tekstslide

In maart 1798 ontvangt het bestuur in Brabant een lijst met handtekeningen van verschillende Brabantse bestuurders die ten overstaan van burgers de volgende eed hebben afgelegd:

' Ik verklaar een onveranderlijke afkeer te hebben tegen het stadhouderschap , de aristocratie en de regeringloosheid.'
Gebruik de bron.

Aan de hand van deze bron kun je concluderen dat in 1798 de bestuurders in Brabant beïnvloed zijn door het gedachtegoed van de democratische revoluties.

Leg dit uit.

Slide 13 - Tekstslide

Historici die het absolutisme onderzoeken, zien een verschuiving.

'In de zeventiende eeuw vonden absolute vorsten dat zij regeerden vanuit een goddelijk recht, terwijl in de achttiende eeuw vorsten beweerden dat zij mochten regeren omdat zij de grootste bijdrage leverden aan het geluk van het volk.'
Geef aan onder invloed van welke ontwikkeling de ideeën over het vorstelijk gezag veranderden.

Slide 14 - Tekstslide