Woensdag 6 april

Goedemorgen! 
Goed dat je er bent.
 

  • Maak je mobiel alvast klaar om in te leveren.
  • Pak je Chromebook en meld je aan voor de LessonUp van vandaag. 

1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsSpeciaal OnderwijsLeerroute 2

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Goedemorgen! 
Goed dat je er bent.
 

  • Maak je mobiel alvast klaar om in te leveren.
  • Pak je Chromebook en meld je aan voor de LessonUp van vandaag. 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1e lesuur:
8.45 - 9.30
Nederlands

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

lesdoel
je leert over de bijwoordelijke bepalingen 

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Vul de bijwoordelijke bepaling in.
gaan / met de tram / we / naar het rijksmuseum

Slide 8 - Open vraag

twee antwoorden zijn goed
bijwoordelijke bepaling
Een bijwoordelijke bepaling (bwb) geeft antwoord op vragen als: Waar? Waarheen? Waarom? Waardoor? Waarvandaan? Wanneer? Hoe?

Samen oefenen
Door een ongeluk heeft Anke gisteren haar enkel gebroken.
Wat is hier de bijwoordelijke bepaling?

Slide 9 - Tekstslide

door een ongeluk
gisteren

Waar? Waarheen? Waarom? Waardoor? Waarvandaan? Wanneer? Hoe?

1

Noteer de pv.
Gebruik de vraagproef of de tijdproef.

pv = heeft
2
Zoek het ow. Vraag:
wie of wat + persoonsvorm?
Wie heeft? Antwoord: Anke
ow = Anke
3
zoek het gez.
Noteer alle werkwoorden in de zin.
gez. = heeft gebroken
4
Zoek het lv. Vraag:
wat (soms: wie) + gez. + ow?
Wat heeft Anke gebroken? Antwoord: haar e nkel
lv = haar enkel
5
Zoek het mv. Vraag:
aan wie + gez. + ow. + lv?
Aan wie heeft Anke haar enkel gebroken? Antwoord: -
6
Zoek de bwb. Vraag bijvoorbeeld:
Waar? Waarheen? Waarom? Waardoor? Waarmee? Met wie? Wanneer? Waarvandaan? Hoe?
Waardoor? Antwoord: door een ongeluk
bwb = door een ongeluk
Wanneer? Antwoord: gisteren
bwb = gisteren
Vul de bijwoordelijke bepalingen in.
gekocht / dit longboard / op marktplaats / dinsdag / heb / ik

Slide 10 - Open vraag

twee antwoorden zijn goed


Vul eerst de pv in. Benoem daarna de zinsdelen ow, gez., lv, mv en bwb. 
mijn foto's 
stuur
ik
digitaal
aan mijn zus
pv
ow
gez
lv
mv
bwb

Slide 11 - Sleepvraag

pv: vraagproef
onderwerp: wie of wat + pv
gez: alle werkwoorden
lv: wat of wie + gez+ow 
meewerkend voorwerp"vraag: aan wie of wat  plus gez + onderwerp = lijdend voorwerp
bwb: antwoord op vragen: waarheen e.d.

Aan de slag!
Maken: H5.6 - bijwoordelijke bepaling
timer
30:00

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2e lesuur:
9.30 - 10.15
Wiskunde

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoel
Je leert het begrip omslagpunt
Je leert de eerste coördinaat van een omslagpunt berekenen

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sam werkt 3 uren, hoeveel heeft Sam verdiend?

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Karin werkt 3 uren, hoeveel heeft Karin verdiend?

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Link

Deze slide heeft geen instructies

omslagpunt
blauwe
groene

Slide 18 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul de tabel zelf in op het kopieerblad

Slide 19 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kopieerblad

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag!
maken: Hfst. 8 - paragraaf 5 - omslagpunt 
timer
30:00

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Pauze
10.15 - 10.30

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3e lesuur:
10.30 - 11.15
Engels

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag!
Ch 5: D - hoofdstuktoets
timer
30:00

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

4e lesuur:
11.15 - 12.00
Biologie


Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoel
Je kunt de kenmerken van lichaamscellen gen geslachtscellen noemen. 
Je kunt uitleggen wat een gen is. 

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 27 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Genen
Een gen is een deel van een chromosoom. Een gen bevat de informatie voor één erfelijke eigenschap. Elk chromosoom bevat veel genen. Alle genen in een celkern samen vormen het genotype van een organisme. 

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ieder mens heeft 46 chromosomen. Dit zijn 23 paren. Elk kindje krijg 23 chromosomen van de vader en 23 van de moeder.

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Heeft elk organisme evenveel chromosomen in een lichaamscel als een mens?

Slide 30 - Open vraag

Nee.. Een konijn heeft 44 chromosomen, een paard 64 en een kat 38 
Een bevruchte eicel ontwikkelt zich tot een kind. In de bevruchte eicel zitten genen. In een huidcel zitten ook genen.
Zijn de genen in een huidcel gelijk aan de genen in de bevruchte eicel of zijn ze verschillend?

Slide 31 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag!
Maken: Thema 5 - basisstof 5: Relaties
timer
30:00

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Pauze
12.00 - 12.20

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

5e lesuur: NASK
12.30 - 13.15 uur


Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag 
Afmaken en leren hoofdstuk 4

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

6e lesuur: BEVO
13.15 - 14.30

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Morgen 
Tim, Wessel en Themoty morgen 8.30 uur tot 12.00 uur schol zelfstandig werken (instructie mevr. Willems)

Ilonka, Jelte en John stage! Succes 

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies