230120 FAR

Basis Farmaceutisch rekenen 
Romeinse cijfers
Metrieke stelsel
Dichtheid
Druppelgewicht 
Rekenen met ml en mg


1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
FARMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Basis Farmaceutisch rekenen 
Romeinse cijfers
Metrieke stelsel
Dichtheid
Druppelgewicht 
Rekenen met ml en mg


Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Romeinse cijfers 
1 = I
5 = V
10 = X
50 = L
100 = C
500 = D
1.000 = M
1 tm 10 in Romeinse cijfers 
1=I
2=II
3=III
4= IV
5=V
6=VI(5 + 1)
7=VII(5 + 2)
8=VIII(5 + 3)
9=IX(10 − 1)
10=X









Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke regels kun je afleiden aan de cijfers 1 tm 10

Slide 4 - Open vraag

cijfers worden opgeteld
max 3x zelfde letter 
klein cijfer voor een groot cijfer= -
groot cijfer voor een klein cijfer =+
Regels Romeinse cijfers
  • Hoogste cijfer vooraan, dus eerst de duizendtallen, dan de honderdtallen, dan de tientallen en ten slotte de eenheden.
  • Elk symbool niet vaker dan drie keer gebruikt. dus niet VIIII maar IX
  • De getallen V, L en D worden nooit vaker dan een keer gebruikt.
  • De I, X en C mogen  1x vóór een hogere waarde staan om aan te geven dat je die hogere waarde moet verlagen:
  •  De symbolen V, L en D worden niet gebruikt om afgetrokken te worden, dus niet VL maar XLV en niet VC maar XCV. 







Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een arts schrijft het volgende voor;
Ibuprofen DC mg da XXV
S IV dd I tabl
Hoeveel tabletten geef je mee van welke sterkte en wat is de dosering?

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Metrieke stelsel 

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vermenigvuldigen of delen
Hoe kleiner de eenheid, hoe groter het getal 
dus 1 gram (=1x 1000)= 1000mg (1 mg < 1g => getal is groter dus vermenigvuldigen)
Hoe groter de eenheid, hoe kleiner het getal 
dus 1 mg (=1/1000) =0,001 g

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1200mg =? g

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

0,25 kg = ? g

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

12 mg = ? µg

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Inhoud m3

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Inhoud 
1dmx1dmx1dm =1 dm3   = 1l 

1cmx1cmx1cm=1cm =1ml

Slide 14 - Tekstslide

Heeft u een 1dm3 melk? 

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

4.3 vraag 2
a 1 dm3 = 1000 cm3
b 5,72 dm3 = 5720 cm3
c 53 dm3 = 53.000 cm3
d 5,453 dm3 = 5453 cm3
e 1 cm3 = 0,001 dm3
f 450 cm3 = 0,450 dm3
g 75 cm3 = 0,075 dm3
h 375,2 cm3 = 0,3752 dm3

Slide 17 - Tekstslide

a 1 dm3 = 1000 cm3
b 5,72 dm3 = 5720 cm3
c 53 dm3 = 53.000 cm3
d 5,453 dm3 = 5453 cm3
e 1 cm3 = 0,001 dm3
f 450 cm3 = 0,450 dm3
g 75 cm3 = 0,075 dm3
h 375,2 cm3 = 0,3752 dm3

4.3 vraag 3
a 1 l = 1000 ml
b 23,45 l = 23450 ml
c 2,34 l = 2340 ml
d 0,25 l = 250 ml
e 1908 ml = 1,908 l
f 90,8 ml = 0,0908 l

Slide 18 - Tekstslide

Vraag 3
a 1 l = 1000 ml
b 23,45 l = 23450 ml
c 2,34 l = 2340 ml
d 0,25 l = 250 ml
e 1908 ml = 1,908 l
f 90,8 ml = 0,0908 l

4.3 vraag 4
a 10 dm3 = 10 l
b 23 cm3 = =23 ml = 0,023 l
c 46,5 dm3 = 46500 Ml =cm3
d 45,2 cm3 = ml = 0,452 dl
e 345 cl = 3450 cm3=ml
f 12,5 ml = 0,0125 dm3

Slide 19 - Tekstslide

Vraag 4
a 10 dm3 = 10 l
b 23 cm3 = =23 ml = 0,023 l
c 46,5 dm3 = 46500 Ml =cm3
d 45,2 cm3 = ml = 4520 dl
e 345 cl = 3450 cm3=ml
f 12,5 ml = 0,0125 dm3

Magische driehoek


Kruistabel 

1dr
5 dr
20 mg 
5 x 20 /1=100mg
20mg 
100mg
1dr
100x1/20=5dr

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vraag 10
1 gram water bevat 20 druppels. Wat is het druppelgewicht?

Slide 21 - Open vraag

1000mg/20 dr=50 mg/dr
Vraag 11
Het druppelgewicht van solutio sorbitol 70% is 35mg
Wat is het gewicht van 24 druppels in grammen?
Hoeveel druppels komen overeen met 1,925 g?

Slide 22 - Open vraag

24dr x 35=840mg = 0,84 g
1925 mg/ 35 =55dr

Vraag 12
Een druppel arachideolie weegt 15 mg. Hoeveel druppels zijn nodig voor 1,125 g?

Slide 23 - Open vraag

1125mg / 15=75dr

Dichtheid 
De dichtheid van een stof geeft aan hoeveel een bepaald volume weegt. De dichtheid wordt als volgt aangegeven.
dichtheid (g/cm3) =massa (g) / volume (cm3) oftewel d = m / V
de eenheid is dan ook g/cm3 oftewel g/ml

De dichtheid van water is 1 g/ml; dus 1ml water weegt 1 g
De dichtheid van alcohol is 0,8 g/ml; 1ml alcohol weegt 0,8 g

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De magische driehoek 

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Massa is onbekend 
formule wordt;
dichtheid x volume 

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Volume is onbekend 
formule wordt;
massa /  dichtheid 

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dichtheid is onbekend 
formule wordt;
massa /  volume 

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1 liter vloeistof weegt 850 gram.
Wat is de relatieve dichtheid?

Slide 29 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het gewicht van 25 ml stroop met een relatieve dichtheid van 1.04?

Slide 30 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

In de apotheek moet je vaak dingen omrekenen:

  • grammen naar milligrammen
  • grammen naar milliliters
  •  uit procenten de hoeveelheden milligrammen en milliliters . 

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

omrekenen gram en ml 
5mg/ml => betekent dat in 1ml 5mg gnm zit 
Hoeveel mg zit er in 7 ml?
1ml => 5mg gnm
7ml => 7x5mg=35mg 
OF met een verhoudingstabel

1ml
7ml
5mg
5x7=35mg

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tretinoïneoplossing voor cutaan gebruik bevat 0,2 mg/ml. Een patiënt wordt één keer per dag met ongeveer 3 ml ingesmeerd. Hoeveel gram tretinoïne krijgt deze patiënt per week op zijn huid gesmeerd?

Slide 33 - Open vraag

0.2mg/ml x3ml=0.6mg pk tretinoine
7x0.6mg=4,2mg per week
= 0,0042g
Heeft de patiënt voldoende? 
Een baby krijgt 6 × 0,5 ml antibiotica. Een flesje bevat 20 ml. De baby moet dit 10 dagen gebruiken. Heb je aan 1 flesje voldoende?

 
Aanpak:Per dag gebruikt de baby 6 × 0,5 ml = 3 ml gedurende 10 dagen = 3 × 10 = 30 ml. Nee, je hebt 2 flesjes nodig.

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Heeft de patiënt voldoende? 
Er zit nog 50 ml drank in een fles. De patiënt gebruikt 3 × daags 3 ml. De patiënt vertrekt voor 2 dagen naar Parijs. Heeft de patiënt nog voldoende om naar Parijs te gaan?

Aanpak:Per dag 3 × 3 ml = 9 ml per dag. In de flacon zit nog 50 ml dat is dus voor 50 : 9  =  5 hele dagen. De patiënt heeft dus nog voldoende drank om mee naar Parijs te nemen.

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rekenen met ml
Voor volume wordt de eenheid liter gebruikt. 
Bij het rekenen met volumes wordt door een voorvoegsel aangegeven wat er wordt bedoeld. 
  • Bij massa is dit gram + voorvoegsel (bijv. milligram, kilogram). 
  • Bij volume is dit liter + voorvoegsel (bijv. milliliter of deciliter).

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Hoeveel morfine zit er in 2 ml met als uitgangsoplossing morfine 10 mg/ml?









Hoeveel ml heb je nodig voor 17 mg morfine met als uitgangsoplossing morfine 10 mg/ml?
1ml
2ml
10mg
2x10= 20mg
10mg
1mg
17mg
1ml
1/10 ml
1/10 x17 =1,7ml

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lukt het een beetje?

Heb je nog vragen? Stel ze gerust. 
Wil je nog oefenen? 
https://mijn.bsl.nl/metrieke-stelsel/15247858  
(hier staan ook nog oefenvragen in) 

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies