2mh3 chap 1 - les pays + lessonup quiz

Focusleren
Vocabulaire A
Français en classe
LessonUp Quiz + Au travail
Spreekdoel
Ik kan vertellen in welk land ik op vakantie ben geweest afgelopen zomer.
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Focusleren
Vocabulaire A
Français en classe
LessonUp Quiz + Au travail
Spreekdoel
Ik kan vertellen in welk land ik op vakantie ben geweest afgelopen zomer.

Slide 1 - Tekstslide

Focusleren
Chapitre 1
voca A (F-N & N-F)
phrases-clés C (F-N & N-F)

Herhalen:
avoir + être
timer
5:00

Slide 2 - Tekstslide

L'agenda
Donderdag 13 oktober
S.O. chapitre 1
page  50: voca AB (F-N & N-F)
page  52: phrases-clés C (F-N & N-F)
page   53: grammaire D

page 166: herhaling avoir & être (F-N & N-F)

Slide 3 - Tekstslide

Vocabulaire A
en - [an]
en France - in/naar Frankrijk
en Belgique - in/naar België
en Espagne - in/naar Spanje
en Angleterre - in/naar Engeland

aux - [oo]
aux Pays-Bas - in/naar Nederland


Slide 4 - Tekstslide

En Grèce
Au Japon
En Italie
En Espagne
En Autriche
En Australie

Slide 5 - Sleepvraag

Exercice : individuel(le)
A. Zoek de vertaling van het land op waar jij de afgelopen zomer bent geweest (schrijf dit op bij woordenlijst A)

(Staat het land er al tussen? Zoek dan een land op waar je graag nog naartoe zou willen)




Slide 6 - Tekstslide

Traduis (vertaal):

- Tu as passé de bonnes vacances ?

Slide 7 - Open vraag

Traduis (vertaal):

- Tu as été où ?

Slide 8 - Open vraag

Réponds(beantwoord):
-Tu as été où ?

Slide 9 - Woordweb

Français en classe
  • Tu joues souvent à la console ?
  • Tu aimes faire du shopping ? 

  • Tu es en quelle classe ? (je suis en quatrième)
  • Tu as un frère ou une soeur ? 

  • Tu as passé de bonnes vacances?
  • Tu as été où ?
timer
5:00

Slide 10 - Tekstslide

LessonUp QUIZ
1. Bekijk het werkwoord dat in CAPSLOCK staat.
2. Kies steeds de goede vertaling (être/avoir)
 


Slide 11 - Tekstslide

Choisis (kies): être of avoir ?

- C'EST moi !
A
Het is
B
Het heeft

Slide 12 - Quizvraag

Choisis (kies): être of avoir ?

- TU AS passé de bonnes vacances ?
A
Jij hebt
B
Jij bent

Slide 13 - Quizvraag

Choisis (kies): être of avoir ?

- J'AI rencontré beaucoup de garçons.
A
Ik ben
B
Ik heb

Slide 14 - Quizvraag

Choisis (kies): être of avoir ?

- ON A nagé dans la piscine.
A
Wij hebben
B
Wij zijn

Slide 15 - Quizvraag

Au travail
page 27 - C'est fini

ex. 9 - Bedenk sporten in het Nederlands.
ex. 10 a - Lees globaal de tekst op blz. 27.
               Kies het goede antwoord.
Klaar? = Quizlet

Slide 16 - Tekstslide