Examentraining rekenen niveau 2

Examentraining rekenen 

1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Examentraining rekenen 

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Hoeveel slaapzalen?
In een slaapzaal staan 3 stapelbedden. Hoeveel slaapzalen heb je nodig voor 26 personen?

Slide 7 - Tekstslide

Per slaapzaal 3 stapelbedden. Hoeveel slaapzalen heb je nodig voor 26 personen?
A
4 slaapzalen
B
5 slaapzalen
C
6 slaapzalen
D
9 slaapzalen

Slide 8 - Quizvraag

Hoeveel slaapzalen?
In een slaapzaal staan 3 stapelbedden. Hoeveel slaapzalen heb je nodig voor 26 personen?
26 : 6 = 4,333
afgerond 5 slaapzalen

Slide 9 - Tekstslide

Realistisch rekenen
Nadenken over afronden bij dingen als potten, blikken, personen, dozen enzovoort.

Bedragen altijd op 2 decimalen.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Om 11 uur ben je van de boot naar Texel gestapt.
Je wandelt vanaf hier naar Den Burg. Hoe laat ben je in Den Burg?

Slide 12 - Tekstslide

Om 11 uur ben je van de boot naar Texel gestapt. Je wandelt vanaf hier naar Den Burg. Hoe laat ben je in Den Burg?
A
4 uur
B
13 uur
C
14 uur
D
15 uur

Slide 13 - Quizvraag

Om 11 uur ben je van de boot naar Texel gestapt.
Je wandelt vanaf hier naar Den Burg. Hoe laat ben je in Den Burg?
afstand tot boot = 5 km
afstand tot Den Burg = 14 km
totaal = 14 + 5 = 19 km
wandelsnelheid = 5 km/u
dus in totaal ongeveer 4 uur lopen
Hoe laat ben je in Den Burg?
11 + 4 = 15 uur

Slide 14 - Tekstslide

Formules die je moet kennen
omtrek = lengte + breedte + lengte + breedte
oppervlakte = lengte x breedte
inhoud = lengte x breedte x hoogte

Slide 15 - Tekstslide

Wat is de omtrek van deze figuur?

Slide 16 - Tekstslide

Wat is de omtrek van deze figuur?
A
8,5 m
B
10 m
C
12 m
D
14 m

Slide 17 - Quizvraag

2 + 5 + 1,5 + 3 + 0,5 + ? (=2) = 14 m

Slide 18 - Tekstslide

Verhoudingstabel
Hulpmiddel
Nooit verplicht
boven en onder met hetzelfde vermenigvuldigen
OF
boven en onder door hetzelfde delen

Slide 19 - Tekstslide

Hoeveel milliliter siroop heb je nodig als je 1000 ml limonade maakt?

Slide 20 - Tekstslide

Hoeveel ml siroop heb je nodig als je 1000 ml limonade maakt?
A
25
B
75
C
125
D
175

Slide 21 - Quizvraag

Hoeveel milliliter siroop heb je nodig als je 1000 ml limonade maakt?
200 ml = 25 ml siroop
1000 ml is 5x zoveel 
25 x 5 = 125 ml
of verhoudingstabel:

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Hoeveel % van de kopjes is rood?

Slide 25 - Tekstslide

Hoeveel % van de kopjes is rood?
A
25
B
50
C
75
D
3/4

Slide 26 - Quizvraag

Welke uitspraak is/zijn juist?
De eerste 4 maanden krijg je 25% korting.
Na 4 maanden wordt de prijs 1/3 deel hoger.

Slide 27 - Tekstslide

Welke uitspraak is/zijn juist?
A
De eerste 4 maanden krijg je 25% korting.
B
Na 4 maanden wordt de prijs 1/3 deel hoger.
C
Beide uitspraken zijn juist.

Slide 28 - Quizvraag

Slide 29 - Tekstslide

Hoeveel minuten fiets je er ongeveer over om van Den Burg naar de boot van Texel te fietsen?

Slide 30 - Tekstslide

Hoeveel minuten fiets je er ongeveer over om van Den Burg naar de boot naar Texel te fietsen?
A
1 uur
B
1 uur en een kwartier
C
80 minuten
D
100 minuten

Slide 31 - Quizvraag

Bereken de oppervlakte in cm2

Slide 32 - Tekstslide

Bereken de oppervlakte in cm2.
A
2 x 10 = 20 cm2
B
200 x 100 = 20000 cm2
C
200 x 10 = 2000 cm2
D
2 x 100 = 200 cm2

Slide 33 - Quizvraag

Hoeveel liter water heb je nodig als je 2000 ml limonade maakt?

Slide 34 - Tekstslide

Hoeveel liter water heb je nodig als je 2000 ml limonade maakt?
A
250
B
1500
C
1750
D
1,75

Slide 35 - Quizvraag

Hoeveel liter water heb je nodig als je 2000 ml limonade maakt?
2000 ml is 10x zoveel
dus water ook 10x zoveel
1 glas = 175 ml water
10 x 175 = 1750 ml
MAARRRR
omrekenen naar liter:
1750 : 1000 = 1,75 liter

Slide 36 - Tekstslide

In verhoudingstabel

Slide 37 - Tekstslide

Je plaatst een hek om de achtertuin. Hoeveel cm is dat hek ongeveer?

Slide 38 - Tekstslide

Je plaatst een hek om de achtertuin. Hoeveel cm is dat hek ongeveer?
A
32,2
B
40,4
C
3220
D
4040

Slide 39 - Quizvraag

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Video

Slide 42 - Tekstslide

Succes met het examen! Ik geloof in je.

Slide 43 - Tekstslide