3.4 grammatica en spelling kader 3

Welkom allemaal
Pak jij alvast je spullen?


Daarna 3.4 grammatica en spelling (blz.103)
Doel: je weet alle woordsoorten te herkennen en benoemen
1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

Onderdelen in deze les

Welkom allemaal
Pak jij alvast je spullen?


Daarna 3.4 grammatica en spelling (blz.103)
Doel: je weet alle woordsoorten te herkennen en benoemen

Slide 1 - Tekstslide

Welke woordsoorten
ken je nog?

Slide 2 - Woordweb

Aan welk woordsoort denk je?

Slide 3 - Tekstslide

Peter rijdt op een elektrische fiets.
A
zn-ww-vz-lw-bv-zn
B
bv-ww-vz-lw-bv-zn
C
zn-ww-tw-lw-bv-zn
D
zn-bv-vz-lw-bv-zn

Slide 4 - Quizvraag

De jongen geeft de vaas aan zijn moeder.
Wat is het vz?
A
Vaas
B
Aan
C
Zijn
D
Moeder

Slide 5 - Quizvraag

Ik kan niet mee met jou, ik geef het op
Wat is een VZ?
A
er is geen VZ
B
op
C
met -op
D
met

Slide 6 - Quizvraag

Wat is het verschil
?.... woord

Hij oefent elke dag.​
Ik ga met je mee.​
Zij vraagt het aan u.


Wat is het verschil
?....woord

Het is zijn huiswerk.​
Het is mijn vakantie.​
Wij lenen uw auto.

TIP: 
Vervang eens door een naam!​​
Let op: Het hondje loopt op straat​
Maar: Ik geef het je morgen.

Slide 7 - Tekstslide

Opdrachten 3.4 blz.103-104
Stop nu met Lessop Up en maak de volgende opdrachten op Talent Digitaal:

3.4: 2-3-8
Klaar? ga verder met LessopUP
wil je nog verder oefen met woordsoorten klik op de volgende dia's of sla deze dia's over en start met SPELLING

Slide 8 - Tekstslide

De lieve man van haar is verhuisd naar Amerika.
A
lw - bznw - zn - vz - pvnw - ww - ww - vz - zn
B
lw - bn - zn - vz - bvnw - ww - ww - vz - bv
C
lw-bn-zn-vz-pvnw-ww-ww-vz-zn
D
lw - bn - zn - vz - bvnw - ww - ww - vz - zn

Slide 9 - Quizvraag

Stel je niet zo aan!

Wat is het werkwoord
A
stel
B
niet
C
stel aan
D
aan

Slide 10 - Quizvraag

Mijn fiets is gestolen.

Mijn=
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
voorzetsel
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 11 - Quizvraag

De woorden 'ik, mij, wij' zijn voorbeelden van persoonlijke voornaamwoorden.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quizvraag

0

Slide 13 - Video

Herhaling PVN- BZV
Het gaat me prima af.​
De vrouw werd door haar man ingehaald.​
Geef dat boek eens aan hen.​
Het examen heeft hij goed doorlopen​
KLAAR:​
Benoem alle woordsoorten van de volgende zin:​
  • De mentor geeft hem in zijn klas twee grote complimenten.

Slide 14 - Tekstslide

Wat zijn de bezittelijk voornaam.w?
Mijn opa zegt elke dag dat hij van ons houdt.
A
mijn-ons
B
ons
C
mijn
D
mijn-hij

Slide 15 - Quizvraag

welkom
Pak jij alvast je spullen, blz: 104

we starten met een kleine oefening werkwoordspelling


Slide 16 - Tekstslide

SPELLING 3.4
Zelfstandig naamwoorden in het meervoud
Doel: je kunt alle znw in het meervoud correct schrijven.

Test jezelf met de volgende dia's.

Slide 17 - Tekstslide

Lidwoord
Zelfstandig naamwoord
Werkwoord
Bijvoeglijk naamwoord
Voorzetsel
Telwoord
Persoonlijk voornaamwoord
Bezittelijk voornaamwoord
Korte woorden die een persoon aangeven
Wat je doet, wat er gebeurt
Kan voor 'de kast' of 'de vakantie'
Geeft een hoeveelheid of volgorde aan
De, het, een
Geeft bezit aan
Mensen, dieren, planten, dingen
Zegt iets over het ZN

Slide 18 - Sleepvraag

Aantekeningen: Meervouden 3.4 blz. 104

Meervoud op -ieën : Als de klemtoon op de laatste lettergreep valt : therapie – therapieën 
Meervoud op -iën Als de klemtoon niet op de laatste lettergreep valt: olie – oliën - bacterie-bacteriën
Meervoud op -eën
Als een woord in het enkelvoud op -ee eindigt : zee – zeeën 
                                                                                                    idee-ideeën

Slide 19 - Tekstslide

Waar ligt de klemtoon?
genie
A
ge
B
nie

Slide 20 - Quizvraag

Hoe schrijf je het MV van genie?

Slide 21 - Open vraag

Waar ligt de klemtoon?
melodie
A
me
B
lo
C
die

Slide 22 - Quizvraag

Hoe schrijf je het MV van melodie?

Slide 23 - Open vraag

welkom
Pak jij alvast je spullen?

Wie ziet de taalvout?

Slide 24 - Tekstslide


Maak 2 kolommen: PSV-BZV


Heb jij de sleutel gegeven?​
Dit is jouw fiets.​
Zij liepen naar jou.​
Heeft u hem geld gegeven?​
Het gaat me prima af.​
De man werd door haar ingehaald.​
Geef dat boek eens aan hen.​
Dat is echt hun probleem.

Slide 25 - Tekstslide

PSV
 jij 
jou 
hem
me  
haar 
hen                                         
BZV
jouw 
hun

Slide 26 - Tekstslide

0

Slide 27 - Video

antwoorden
amfibieën
trofeeën
koloniën
knieën
poriën

Slide 28 - Tekstslide

Samenstelling met -s of -n
Doel: je leert samenstelling schrijven
         je weet wat samenstelling zijn
4.5 spelling blz. 158

Slide 29 - Tekstslide

0

Slide 30 - Video

Instructie 4.5 blz. 158
  • tussen -s >als je het hoort ( stationsklok- stationschef)
  • tussen -en >als 1e deel MV heeft op -en (kat-bak= kattenbak)
  • tussen -e >als 1e deel geen MV heeft op -en (asperge- soep)
  • tussen-e> als 1e deel geen ZN is of versterkt (rodekool-  beresterk)
  • tussen -e als 1e deel MV heeft op -en én s (groentes-groenten>> groentesoep
  • tussen -e> als 1e deel uniek is (maneschijn-Koninginnedag)

Slide 31 - Tekstslide

inoefening
Zieke+auto                 
Rijst+pap                       
Koningin+dag             
Groente+soep             
Dorp+plein                 
Stage+ adres               
Zonne+crème     

Slide 32 - Tekstslide

antwoorden
Ziekenauto                 
Rijstepap                       
Koninginnedag             
Groentesoep             
Dorpsplein                 
Stageadres               
Zonnecrème   

Slide 33 - Tekstslide

Aantekening 's (apostrof)
  • bij meervoud: IK HOU VAN IJS
  • bezitsvorm > uitspraakprobleem en s-klank (Anja's tas- Bas' tas)
  • verkleinwoorden op Y> pony'tje
  • Na cijfers en afkortingen: A4'tje   vmbo'er    wc'tje      cd's

Slide 34 - Tekstslide

Opdrachten
Stop nu en maak de opdrachten uit het boek op Talent Digitaal

3.4: 4-5-(8)-9

Slide 35 - Tekstslide

0

Slide 36 - Video

Leg de (kopie) van de (brief) maar in de die (doos).
A
kopieën - brieven - dozen
B
kopiën - brieven - dozen
C
kopieën - briefen - dozen
D
kopieën - brieven - doozen

Slide 37 - Quizvraag

Meervoud van PORIE
A
poriën
B
porieën
C
pories

Slide 38 - Quizvraag

Meervoud van parfumerie

Slide 39 - Open vraag

varken+oor
A
varkensoor
B
varkenoor

Slide 40 - Quizvraag

zon+ staal
A
zonnenstraal
B
zonnestraal

Slide 41 - Quizvraag

groente+soep
A
groentessoep
B
groentesoep
C
groentensoep

Slide 42 - Quizvraag

Waar zijn de samenstellingen goed geschreven? (2)
A
hondenhok- ziekenauto-kippesoep
B
meningverschil-boekenplank-rodekool
C
beresterk-vissenkom-stationschef
D
damestrui-groentesoep-maneschijn

Slide 43 - Quizvraag

meervoud van wc?

Slide 44 - Open vraag

schrijf de samenstelling op:
stage+adres

Slide 45 - Open vraag

Meervoud van olie

Slide 46 - Open vraag

Meervoud van calorie

Slide 47 - Open vraag

scan de QR-code en bekijk de filmpjes en maak de opdrachten


Wat is af: 3.4: 4-5-(8)-9

Slide 48 - Tekstslide

spel
1= zn
2= bv
3= bez.vnw
4=pers.vnw
5=ww
6= telwoord

Slide 49 - Tekstslide

Slide 50 - Tekstslide