Chapitre 4 2VWO herh. Chapitre 1, 2 et 3

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Chapitre 4 2VWO herh. 

Chapitre 1, 2 et 3

Les Halles, Paris

le temps, la date, l'heure

Quel temps fait-il?

Quelle est la date?

Quelle heure est-il?

Les objectifs

Ik kan pouvoir en vouloir gebruiken.

Ik kan het juiste bezittelijk voornaamwoord gebruiken. 

Ik kan het aanwijzend voornaamwoord gebruiken.

 

Les devoirs

Faites: exercice 1 à 12 Chapitre 4

La francophonie

Jeu d'évasion 

Parler

1. Parle de tes vacances. 

• je suis allé en France, j'ai nagé, nous avons fait du camping.

2. Parle de ton animal. 

• J'ai un chat. Il s'appelle Nox. Il a quinze ans. Il est noir avec des orteilles blancs. 

3. Parle de ta famille.

• J'ai une soeur. Elle s'appelle Liesbeth. Mes parents ont ... et ... ans. 

4. Parle de ta maison.

• J'habite dans un appartement/une maison. Il y a trois chambres. Ma chambre est petite.

5. Parle de tes vêtements.

• Je porte un pantalon gris et un pull bleu. J'ai des baskets rouges. J'aime les robes. 

6. Kies een onderwerp

Pouvoir (kunnen/mogen)

Je peux - ik kan/mag

Tu peux - jij kan/mag

Il peut - hij kan/mag

Elle peut - Zij kan/mag

On peut - Men kan/mag (we kunnen)

Nous pouvons - Wij kunnen/mogen

Vous pouvez - u/jullie kun(t)nen

Ils peuvent - zij kunnen/mogen mmv

Elles peuvent - zij kunnen/mogen

Vouloir (willen)

Je veux - ik wil

Tu veux - jij wil

Il veut - hij wil

Elle veut - zij wil

On veut - men wil (we willen_

Nous voulons - wij willen

Vous voulez - U wil/ jullie willen

Ils veulent - Zij willen mmv

Elles veulent - Zij willen vmv

Pouvoir & vouloir

Maak minimaal 4 maximaal 10 zinnen met de knipsels.

Schrijf de zinnen over op het blad. (voeg ne ...pas toe voor +)

Doe de knipsels terug in het juiste bakje

Verplaats slangsgewijs en vertaal de zinnen.

DEVOIR - MOETEN

Je

Tu

Il Elle On

Nous

Vous

Ils Elles

devez

dois

doivent

dois

devons

doit

Qui est-ce?

Il Elle a les cheveux noirs, blonds, gris, roux.

Il Elle a les yeux bleus, verts.

Il Elle porte des lunettes,
un chapeau, une casquette

un pull jaune, une cravate
noire.

Regarde dans ta  "chemise", derrière la feuille verte!

Attention!

* mijn vriendin -> ma amie v (klinkerbotsing) -> mon amie

* jouw school -> ta école v (klinkerbotsing) -> ton école 

* zijn / haar verhaal -> sa histoire v (stomme 'h') -> son histoire 

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

_________ (haar) oncle

1. leur
2. tes
3. son
4. ses

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

_________ (mijn) amie v

1. ma
2. mon
3. ta
4. ton

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

_________ (zijn) école v

1. sa
2. son
3. mon
4. ma

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

_________ (mijn) tante

1. ma
2. ta
3. mon
4. son

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

_________ (zijn) soeur

1. sa
2. ton
3. son
4. ta

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

_________ (jouw) mère

1. ton
2. ta
3. son
4. sa

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

_________ (haar) père

1. sa
2. ta
3. son
4. ton

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

_________ (zijn) frères

1. sa
2. ton
3. ses
4. son

ik kan het bezittelijk
voornaamwoord
gebruiken

1. 🥰
2. 🙂
3. 🤔

grammaire 'het bezittelijk voornaamwoord' | bron H page 126

Aanwijzend voornaamwoord

L'adjectif démonstratif

mannelijk	vrouwelijk	meervoud
Ce	Cette	Ces
Cet (voor klinker of stomme h)

Cet

cette

ces

cette

cette

cet

Dit heb ik deze les geleerd...

Tout compris?

Ik kan werkwoorden op -er vervoegen in de présent. 

Ik kan een werkwoord vervoegen in de passé composé.

Les devoirs

Faites: exercice 13 à 18 Chapitre 4

Révisez: Chapitre 3