Luisteren en verduidelijken

Wat bedoelt de spreker (jouw baas, bazin, bedrijfsleider, coach)?

1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 2Leerroute 3

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Wat bedoelt de spreker (jouw baas, bazin, bedrijfsleider, coach)?

Slide 1 - Tekstslide

Redenen waarom iemand iets zegt
Redenen waarom iemand iets zegt (taalhandelingen)

  • Aanvulling geven →              “Daar komt nog bij dat …”
  • Conclusie trekken →             “Je kunt dus zeggen dat …”
  • Correctie geven →                “Je vergeet nu te noemen dat …”
  • Mening geven →                     “Ik vind dat …”
  • Vermoeden uitspreken →    “Ik denk dat …”
  • Samenvatting geven →        “Kortom …”

Slide 2 - Tekstslide

Meerdere bedoelingen met één zin
Let op: De zinnen lijken hetzelfde, maar de bedoeling verandert door toon, leesteken of houding.

  • “Dus je houdt niet van sla.” (beslist gezegd)                                 → Conclusie trekken

  • “Dus je houdt niet van sla?” (vragend uitgesproken)                → Verduidelijking vragen

  • “Dus je houdt niet van sla!” (met een lach, verbaasd)              → Grapje maken of verbazing uitdrukken

Slide 3 - Tekstslide

Oefening
We bekijken het filmpje helemaal.
Daarna krijg je per fragment een vraag

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Welke steekwoorden heb je opgeschreven?

Slide 6 - Woordweb

De presentator vraagt:
"Wat is er nog meer veranderd?"
Wat is zijn sprekersbedoeling?
A
een aanvulling vragen
B
een verduidelijking vragen
C
nieuwe informatie vragen

Slide 7 - Quizvraag

De kok zegt:
‘Aan wie gaan we die aanbieden’ tegen het meisje in de keuken.
Wat is zijn sprekersbedoeling?
A
haar aansporen om het broodje weg te geven
B
haar om informatie vragen
C
structuur aan het gesprek geven

Slide 8 - Quizvraag

Wat is de sprekersbedoeling van het meisje in de kantine ?
A
een verbetering aangeven
B
een mening geven
C
een samenvatting geven

Slide 9 - Quizvraag

Eddy begint met: ‘Zo, snoepje jongens? Dit …’.
Wat is zijn sprekersbedoeling?
A
een conclusie trekken
B
een correctie geven
C
structuur aan het gesprek geven

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Link

Wat is de hoofdvraag van Broodje gezond?
A
Waarom is het belangrijk om biologische groenten te eten
B
wat zijn biologische groenten
C
zijn biologische groente gezonder dan gewone groenten

Slide 12 - Quizvraag

Hoeveel procent van de Nederlandse bevolking eet biologisch voedsel?
A
5%, maar dat wordt steeds meer
B
10%, maar dat wordt steeds minder
C
15% en dat blijft gelijk

Slide 13 - Quizvraag

Waaraan merk je volgens Wijnand Sukkel vooral het verschil tussen biologisch en niet-biologisch?
A
Biologische en niet-biologische groenten zien er heel anders uit
B
de geur van biologische en niet-biologische groenten verschilt sterk
C
vooral aan dat wat je niet kunt zien

Slide 14 - Quizvraag

Moet je biologische groente eten om genoeg antioxidanten binnen te krijgen?
A
Ja, in gewone groenten zitten er te weinig
B
Ja, in gewone groenten zitten er geen
C
nee, in gewone groente zitten er genoeg

Slide 15 - Quizvraag

Wat is het nut van antioxidanten?
A
ze kunnen op de lange termijn kanker voorkomen
B
ze kunnen vrije radicalen aanmaken
C
ze voorkomen dat je te dik wordt

Slide 16 - Quizvraag

opdracht/huiswerk
Maak online van 3.6 opdracht 10

Slide 17 - Tekstslide