ha1g 14 mei spelling werkwoorden pvvt/vd

ha1g  14 mei
WELKOM

Pak je pen, tekstboek, schrift, leesboek, agenda

1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

ha1g  14 mei
WELKOM

Pak je pen, tekstboek, schrift, leesboek, agenda

Slide 1 - Tekstslide

Stil lezen
timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

deze les leer je 
  • hoe je zwakke werkwoorden in de verleden tijd spelt (pvvt)
  • wat het verschil is tussen zwakke en sterke werkwoorden
  • hoe je sterke werkwoorden spelt 
  • hoe je zinnen correct begrenst (blz. 230)

    TOETS 28 (!) mei spelling werkwoorden blz. 252 tm 261

Slide 3 - Tekstslide

Persoonsvorm Verleden Tijd,  Blz. 254
pvvt = ik-vorm + de(n) of te(n)
verhuizen
ik-vorm+de(n)
praten
ik-vorm+te(n)
eten 
sterk ww
Ik
verhuisde
praatte
at
jij/je/u
verhuisde
praatte
at
hij/zij/het
verhuisde
praatte
at
wij/jullie/zij
verhuisden
praatten
aten
... jij?
Verhuisde jij?
praatte jij??
At jij?

Slide 4 - Tekstslide

Schema werkwoordspelling

Slide 5 - Tekstslide

1. langer maken, dan hoor je heel vaak een -d of een -t
2. Soms twijfel je: bijvoorbeeld  "stoofde" of "stoofte"?
  • neem het hele werkwoord: stoven
  • haal -en eraf:  stov
  • zit de v in het 't ex-fokschaap? NEE, dan stoofde
  • (zit de laatste letter er wel in, dan -te, bijv. slippen-slip-slipte

Slide 6 - Tekstslide

blz. 254 en 255
zijn alle opdrachten gemaakt én nagekeken?

Slide 7 - Tekstslide

sterke werkwoorden blz. 258
sterke werkwoorden: veranderen van klank in de verleden tijd.
bijvoorbeeld: rijden-reden, lopen-liepen


maak de opdrachten van blz. 256 en 257 = huiswerk 15 mei

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Zinnen begrenzen doe je zo:
blz. 230


1. Zet een punt aan het einde van gewone zinnen.
2. Zet een vraagteken na een vraag.
3. Zet een komma tussen twee persoonsvormen
4. Zet een komma voor een voegwoord.
5. Zet (meestal) geen komma voor en en of. 

Slide 10 - Tekstslide

Zet een komma tussen twee persoonsvormen



Wie als eerste klaar is wint de prijs.

Als jij dat maken kan mag je alvast beginnen.

Omdat Lieke ziek is moet ze morgen de toets maken. 


Slide 11 - Tekstslide

Komma voor voegwoorden

Vandaag is een mooie dag, want de zon schijnt.

Elisabeth kreeg een sticker, omdat ze de opdracht goed gemaakt had.


Zet voor deze voegwoorden een komma: als, doordat, maar, nadat, omdat, terwijl, voordat, want, zodat, zodra

Zet geen komma voor en en of

Slide 12 - Tekstslide

Een voegwoord kan ook vooraan in de zin staan
Omdat ze de opdracht goed gemaakt had, kreeg Elisabeth een sticker.

Voordat je naar weg gaat, wil ik dat je je kamer opruimt.

Waarom staat er nu dan een komma in de zin?


Slide 13 - Tekstslide

Samenvatting:
1. Een komma tussen twee persoonsvormen.
2. Een komma voor een voegwoord.
3. (Meestal) geen komma voor en en of.
4. Een voegwoord kan ook vooraan aan de zin staan.

Slide 14 - Tekstslide

maak de opdrachten 1 tm 6 van blz. 230/231 
=
huiswerk 15 mei

Klaar? Ga lezen!

Slide 15 - Tekstslide