4 juni Werkwoordspelling vervolg

4 juni Werkwoordspelling
Mavo 2 periode 5 
week 35  2e les (4 juni)


1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

4 juni Werkwoordspelling
Mavo 2 periode 5 
week 35  2e les (4 juni)


Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welkom 
plattegrond:
timer
3:00

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Planning
Lezen: Wojtek H.15
Agenda en huiswerk
Startopdracht
Instructie werkwoordspelling vervolg
~pauze~
Zelfstandig oefenen /
verder fictieopdracht (zie SOM)
Afsluiting


timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies









Volgende les: 10 juni
vervolg werkwoordspelling



 Huiswerk 10 juni:
* Maak oefening 1: 10 zinnen  ww-spelling

19 juni: SO Werkwoordspelling
 VOOR IN DE AGENDA: 

Slide 4 - Tekstslide

Ik ga nog een gedicht voordragen.
Dat gaan jullie over een paar weken ook doen.
Ik heb nu het gedicht 'Vuilniszakken van Viktor Vroomkoning' gekozen. 
Ik heb het gedichtje gekozen, omdat ik het eind verrassend vond. 
Huiswerk check✓
Opdracht 2 en 3 blz. 242
a. het geredde kind. 
b. de gemorste koffie
c. het gebakken ei
d. de ingeladen vracht
e. de uitgebreide uitleg
f. de gedoofde kaars


3a. een geslaagd optreden
b. een uitgeputte wielrenner
c. de verlichte etalage
d. het gedownloade bestand
e. de vergrote foto
f. een gekruid gerecht
g de geboden service
h. de gevreesde haai

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Startopdracht
Schrijf het antwoord met een volledige zin in je schrift. 

1. Hoe vind je de persoonsvorm? 
2. En hoe het onderwerp? 
3. Wat is een voltooid deelwoord? 

Slide 6 - Tekstslide

1. maart
2. dinsdag
3. blad (van een boom)
4. bn van plastic
5. bn van lekker 
6. mv van brief
7. mv van gans
8. verkleinwoord van koning
9. verkleinwoord van pink
10. verkleinwoord van worm
Doel cursus 7  spelling werkwoorden



  •  Je kan werkwoorden op de juiste manier spellen: 
persoonsvorm tegenwoordige tijd
persoonsvorm verleden tijd
voltooid deelwoord 

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

persoonsvorm -> tijdproef
1. Je vindt de persoonsvorm door de tijdsproef: je verandert de zin in een andere tijd. Het werkwoord dat mee verandert is de persoonsvorm. 
 
bijv. Ik hoor iemand op de gang lopen. (t.t.)
          Ik hoorde iemand op de gang lopen. (v.t.)

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

onderwerp -> getalsproef
2. Je vindt het onderwerp door de getalsproef. Degene/datgene die het doet of die iets is, verandert van enkelvoud naar meervoud of andersom. 

bijv. Ik hoor iemand op de gang lopen. (enkelvoud)
          Wij horen iemand op de gang lopen. (meervoud) 

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

voltooid deelwoord
Het voltooid deelwoord begint vaak met ge-, ver- of be-. Er staat dan een vorm van het werkwoord hebben, zijn of worden in de zin. 

bijv.  Ik heb hard gewerkt
           Jij bent uit het systeem verwijderd
           Hij wordt door de politie bestraft

Voltooid betekent dat iets af is. Er gebeurt daarna niets meer.
      

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
Het voltooid deelwoord kan ook als bijvoeglijk naamwoord gebruikt woorden. 

Bijv. de geperste sinaasappel. 
          de ingehaald toets. 

Het staat dan vóór het zelfstandig naamwoord. 
Je schrift een vd als bijv.nw zo kort mogelijk. 

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

werkwoordspelling
Hoe schrijf je nou de persoonsvorm in de t.t.? En in de v.t.? 
Hoe schrijf je het voltooid deelwoord? 

Zie schema: 

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

werkwoordspelling stappen
  1. Lees de zin. 
  2. Is het woord wat je in moet vullen de p.v. of het voltooid deelwoord? 
  3. Persoonsvorm: bepaal in welke tijd. Denk dan aan het schema.          Voltooid deelwoord: maak het langer in de verleden tijd of gebruik de letters van het 't ex-fokschaap (zit tie daarin? dan een t) 

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Inoefenen
1. Lees de zin. 
2. Wat moet je invullen: een pv of een vd? 
3a. persoonsvorm: t.t. of v.t. ? 
3b. voltooid deelwoord: noem het hele werkwoord, noem de stam, maak het vd langer en kies de juiste eindletter. 

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefening 1 
1. Als ik hem was (besteden v.t.) ____________ ik mijn geld beter.
2. De (aanbranden bijv.nw.) _____________ pap was niet te eten. 
3. Wij (vinden v.t.) _____________ dat Ali aardig (opknappen v.t.) ___________. 
4. De jongen (hoesten v.t.) __________ veel te veel. 
5. De vieze lucht (verspreiden v.t.) __________ zich over de stad. 
6. De minister was (verhinderen volt.dw.) ___________ de vergadering bij te wonen. 
7. Ik (korten v.t.) ___________ de tijd met een kruiswoordpuzzel.
8. De secretaresse (verbinden v.t.) ___________ me met de directeur.
9. Onze poes (drinken t.t.) _________ graag (verdunnen bijv.nw.) _________ melk. 
10. Als je goed (beschouwen t.t.) ___________, is hij verkeerd bezig. 


Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

timer
5:00

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan het werk
Maak de oefening 1 en 2 van de werkbladen. 
Je schrijft de antwoorden in je schrift. 
Schrijf bij de persoonsvorm ook het onderwerp op. 

Klaar? Online opdrachten 7.11 en 7.12

timer
15:00

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afsluiting
Check de doelen bij jezelf: 
  1. Je kan de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd en in de verleden tijde goed schrijven. 
  2. Je kan het voltooid deelwoord goed schrijven. 

Volgende les: 

vervolg werkwoordspelling
timer
5:00

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies