11 juni Werkwoordspelling vervolg

11 juni Werkwoordspelling vervolg
Mavo 2 periode 5 
week 36  2e les (11 juni)


1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

11 juni Werkwoordspelling vervolg
Mavo 2 periode 5 
week 36  2e les (11 juni)


Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welkom 
plattegrond:
timer
3:00

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Planning
Lezen: Wojtek H.17
Agenda en huiswerk
Startopdracht
Werkwoordspelling vervolg
~pauze~
Zelfstandig oefenen /
verder fictieopdracht (zie SOM)
Afsluiting


timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies









Volgende les: 17 juni
vervolg werkwoordspelling



 Huiswerk 17 juni:
* Maak oefening 5: 10 zinnen  ww-spelling
* Heb je vragen over ww-spelling? stel ze deze les nog. 

18 juni: SO Werkwoordspelling
 VOOR IN DE AGENDA: 

Slide 4 - Tekstslide

Ik ga nog een gedicht voordragen.
Dat gaan jullie over een paar weken ook doen.
Ik heb nu het gedicht 'Vuilniszakken van Viktor Vroomkoning' gekozen. 
Ik heb het gedichtje gekozen, omdat ik het eind verrassend vond. 
Huiswerk check✓
Oefening 3
1. Deze man (spelden t.t.) _______ me steeds iets op de mouw.
2. Hoe (heten v.t.) _________ het meisje ook weer, dat zo mooi (spelen v.t.) _______.
3. Het virus (besmetten v.t.) __________ veel mensen.
4. (Denken t.t.) _________ u, dat de zieke spoedig (herstellen volt.dw.) ________ zal zijn?
5. Tussen het puin van de (instorten volt.dw.) _______ huizen (zoeken v.t.) ________ men naar slachtoffers.
6. Het ijs (kraken v.t.) _________ en (barsten v.t.) __________ onder onze voeten.
7. De verzekering (vergoeden t.t.) _________ al de (aanrichten bijv.nw.) ________ schade.
8. In onze tuin (broeden t.t.) _________ een lijster.
9. Ik (begrijpen t.t.) _________ niet hoe jij al die telefoonnummers (onthouden t.t.) _______.
10. De kinderen (watertanden v.t.) _________ bij het zien van zoveel lekkers.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Startopdracht
Werk kort aan je boekverslag van Wojtek. 

Slide 6 - Tekstslide

1. maart
2. dinsdag
3. blad (van een boom)
4. bn van plastic
5. bn van lekker 
6. mv van brief
7. mv van gans
8. verkleinwoord van koning
9. verkleinwoord van pink
10. verkleinwoord van worm
Doel cursus 7  spelling werkwoorden



  •  Je kan werkwoorden op de juiste manier spellen: 
persoonsvorm tegenwoordige tijd
persoonsvorm verleden tijd
voltooid deelwoord 

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

werkwoordspelling
de persoonsvorm: doe de tijdsproef. 
het onderwerp: doe de getalsproef. 

Volg het ww-schema: 

*het voltooid deelwoord 
als bijvoeglijk naamwoord 
schrijf je zo kort mogelijk! 

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

werkwoordspelling stappen
  1. Lees de zin. 
  2. Is het woord wat je in moet vullen de p.v. of het voltooid deelwoord? 
  3. Persoonsvorm: bepaal in welke tijd. Denk dan aan het schema.          Voltooid deelwoord: maak het langer in de verleden tijd of gebruik de letters van het 't ex-fokschaap (zit tie daarin? dan een t) 

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Inoefenen
1. Oefening 4: lees de zin.  
2. Wat moet je invullen: een pv of een vd? 
3a. persoonsvorm: t.t. of v.t. ? 
3b. voltooid deelwoord: noem het hele werkwoord, noem de stam, maak het vd langer en kies de juiste eindletter. 

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefening 4

1. Het (lichten v.t.) ________ al de hele avond, maar de bui (drijven v.t.) ________.
2. Het (ontvolken bijv.nw.) _______ gebied (zien v.t.) _______ er triest uit.
3. Toen we ons verslapen (hebben v.t.) _______, (wassen v.t.) ________ we ons snel en (aankleden v.t.) __________ we ons vlug ____.
4. Onze buren (twisten t.t.) __________ over de erfscheiding.
5. (Verheugen t.t.) ________ jij je nu al op de vakantie?
6. (Vermoeden t.t.) _________ je dat hij vandaag zal komen?
7. Toen het vogeltje uit het nest (vallen v.t.) ______, (spreiden v.t.) _______ het zijn vleugels en (landen v.t.) ________ op het gras.
8. (Verbieden t.t.) _______ je vader je wel eens iets?
9. (Bloeien t.t.) ________ deze bloem alleen in het voorjaar?
10. Vroeger (lusten v.t.) ________ ik geen witlof, maar nu (zijn t.t.) ________ ik er dol op.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

timer
5:00

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan het werk
Maak de oefening 4 en 5 van de werkbladen.
Je schrijft de antwoorden in je schrift. 
Schrijf bij de persoonsvorm ook het onderwerp op. 

Klaar? Online opdrachten 7.11 en 7.12
timer
15:00

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afsluiting
Check de doelen bij jezelf: 
  1. Je kan de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd en in de verleden tijde goed schrijven. 
  2. Je kan het voltooid deelwoord goed schrijven. 

Volgende les: 17 juni
vervolg werkwoordspelling
Stel je vragen als je die nog hebt.
timer
5:00

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies