POËZIE - STIJLFIGUREN II
1 / 52
Lesduur is: 45 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
WAAROM gebruiken dichters stijlfiguren? Om....
Slide 2 - Woordweb
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Witte sneeuw en ronde cirkels:
A
pleonasme
B
tautologie
C
enumeratie
D
repetitio
Slide 5 - Quizvraag
“Je hebt mensen en je hebt mensen”
A
parallellisme
B
antithese
C
enumeratie
D
repetitio
Slide 6 - Quizvraag
Ik heb mijn lakens nat gehuild van verdriet
A
Eufemisme
B
hyperbool
Slide 7 - Quizvraag
Hij is een beetje zwaarder geworden.
A
Eufemisme
B
hyperbool
Slide 8 - Quizvraag
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Een levende dode
A
paradox
B
pleonasme
C
tautologie
D
hyperbool
Slide 11 - Quizvraag
Slide 12 - Tekstslide
Bedenk zelf een retorische vraag
Slide 13 - Woordweb
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Weggaan is een soort van blijven
A
pleonasme
B
tautologie
C
paradox
D
eufemisme
Slide 16 - Quizvraag
Het was een feest voor oud en jong
A
paradox
B
antithese (tegenstelling)
C
pleonasme
D
tautologie
Slide 17 - Quizvraag
Hij is eenzaam en alleen
A
pleonasme
B
tautologie
C
enumeratie
D
repetitio
Slide 18 - Quizvraag
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Tekstslide
Slide 23 - Tekstslide
Slide 24 - Tekstslide
Slide 25 - Tekstslide
dit is een vorm van
A
ironie
B
sarcasme
C
cynisme
Slide 26 - Quizvraag
Slide 27 - Tekstslide
dit is een vorm van
A
ironie
B
sarcasme
C
cynisme
Slide 28 - Quizvraag
Slide 29 - Tekstslide
dit is een vorm van
A
ironie
B
sarcasme
C
cynisme
Slide 30 - Quizvraag
Slide 31 - Tekstslide
dit is een vorm van
A
ironie
B
sarcasme
C
cynisme
Slide 32 - Quizvraag
Slide 33 - Tekstslide
dit is een vorm van
A
ironie
B
sarcasme
C
cynisme
Slide 34 - Quizvraag
Slide 35 - Tekstslide
dit is een vorm van
A
ironie
B
sarcasme
C
cynisme
Slide 36 - Quizvraag
Slide 37 - Tekstslide
Slide 38 - Tekstslide
Slide 39 - Video
Slide 40 - Tekstslide
Slide 41 - Tekstslide
Slide 42 - Tekstslide
Slide 43 - Tekstslide
Jong geleerd is oud gedaan
A
tautologie
B
antithese
C
eufemisme
D
paradox
Slide 44 - Quizvraag
Ik heb niets om aan te trekken
A
tautologie
B
hyperbool
C
eufemisme
D
paradox
Slide 45 - Quizvraag
Je denkt toch niet dat ik gek ben?
A
tautologie
B
hyperbool
C
eufemisme
D
retorische vraag
Slide 46 - Quizvraag
Paul heeft een grote mond maar een klein hartje
A
tautologie
B
antithese
C
eufemisme
D
paradox
Slide 47 - Quizvraag
Die Courtois kan wel een aardig balletje trappen.
A
tautologie
B
hyperbool
C
understatement
D
retorische vraag
Slide 48 - Quizvraag
Jij boft. Met zo´n leeg hoofd kan je geen hersenschudding krijgen.
A
ironie
B
sarcasme
C
eufemisme
D
cynisme
Slide 49 - Quizvraag
Gisteren is oma van ons heengegaan.
A
ironie
B
sarcasme
C
eufemisme
D
cynisme
Slide 50 - Quizvraag
Ik zou mezelf nooit ofte nimmer inschrijven voor "Blind getrouwd"
A
pleonasme
B
tautologie
C
eufemisme
D
cynisme
