Hoofdstuk 2: Reacties. herhaling 1 t/m 3 + uitleg 4 en 5

1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Van welke vijf factoren hangt de reactiesnelheid af?

Slide 2 - Open vraag

Wat houdt de wet van Lavoisier in?

Slide 3 - Open vraag

IJzeroxide kan je ontleden in ijzer en zuurstof. Als je 150 gram ijzeroxide ontleedt, ontstaat er 90 gram ijzer. Hoeveel gram zuurstof ontstaat er?

Slide 4 - Open vraag

Massaverhouding
Bij een chemische reactie reageren de stoffen in een vaste verhouding. Zo reageren ijzer en zwavel in de verhouding 7 : 4.
Dit betekent dat 7 gram ijzer altijd reageert met 4 gram zwavel.

Slide 5 - Tekstslide

De massaverhouding tussen ijzer en zwavel is 7 : 4. Hoeveel gram zwavel reageert er met 700 gram ijzer
A
4 gram
B
40 gram
C
400 gram
D
4000 gram

Slide 6 - Quizvraag

Aardgas en zuurstof reageren in de verhouding 1 : 4. Hoeveel gram zuurstof heb je nodig voor 75 gram aardgas?
A
75
B
150
C
300
D
600

Slide 7 - Quizvraag

Bij de reactie tussen aluminium en zuurstof reageren aluminium en zuurstof in de verhouding 10 : 6. Hoeveel gram aluminium reageert er met 90 gram zuurstof?
A
100
B
150
C
200
D
270

Slide 8 - Quizvraag

Aardgas en zuurstof reageren in de verhouding 1 : 4. Je begint de reactie met 25 gram aardgas en 80 gram zuurstof. Van welke stof heb je teveel?
A
Aardgas
B
Zuurstof
C
Geen van beide
D
Van beide stoffen heb je te veel.

Slide 9 - Quizvraag

Overmaat
Als je teveel van één van de beginstoffen teveel hebt, dan noem je dat overmaat.

Bij de vorige vraag was aardgas in overmaat.

Slide 10 - Tekstslide

Uitleg overmaat
De verhouding waarin ijzer en zwavel reageren is 7 : 4.
Je begint de reactie met 30 gram ijzer en 20 gram zwavel.
Voor 30 gram ijzer heb je:  30 x 4 : 7 = 17,1 gram zwavel nodig.
Je hebt 20 gram, dus 2,9 gram zwavel over.
Zwavel is dus in overmaat.

Slide 11 - Tekstslide

Uitleg overmaat 2
De verhouding tussen ijzer en zwavel is 7 : 4.
Je hebt 40 gram ijzer en 20 gram zwavel.
Voor 40 gram ijzer heb je: 40 x 4 : 7 = 22,9 gram zwavel nodig.
Je hebt maar 20 gram zwavel dus te weinig zwavel.
Dit houdt in dat ijzer in overmaat is.

Slide 12 - Tekstslide

De verhouding waarin ijzer en zwavel reageren is 7 : 4. Je hebt 30 gram ijzer en 15 gram zwavel. Bereken welke stof er in overmaat is.

Slide 13 - Open vraag

Aardgas en zuurstof reageren in de verhouding 1 : 4. Je begint met 30 gram aardgas en 100 gram zuurstof. Bereken hoeveel gram aardgas je overhoudt.

Slide 14 - Open vraag