Les 6: H7.1/7.6 + SO bespreken

Wat heb je nodig
sss
Leg je huiswerk alvast open
X
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 2,3

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Wat heb je nodig
sss
Leg je huiswerk alvast open
X

Slide 1 - Tekstslide

Programma vandaag
  • Indexcijfers, nominale/reëele rente, menselijk kapitaal
  •               Tijd is geld (Paragraaf 7.1)
  •               Rekenen met indexcijfers (Paragraaf 7.6)
  • Terugblik hoofdstuk 1 via SO bespreken

Slide 2 - Tekstslide

Huiswerk Havo
  • §1.1 : 3, 5, 6, 12 --> Verplicht: 6, 12
  • §1.2 : 6, 8, 9 --> Verplicht: 6, 9

Slide 3 - Tekstslide

Huiswerk Vwo
  • §1.1 : 3, 5, 12 , 15 --> 3, 12, 15 verplicht
  • §1.2 : 8, 9, 10 --> 9, 10 verplicht

Slide 4 - Tekstslide

Terugblik H1

Slide 5 - Tekstslide

Wat weten jullie na de les
  • H7.1
  •       Je weet wat menselijk kapitaal is.
  •       Je kunt beredeneren hoe consumenten kunnen ruilen in de tijd en welke rol de (nominale en reële) rente daarbij speelt.

  • H7.6: Je kunt werken met indexcijfers.

Slide 6 - Tekstslide

Havo H7.1  1/2 (pag. 19)
Menselijk kapitaal
Rente = prijs van tijd


  • Opgaven 3, 5, 7

  • Eerder klaar? Begin aan eindopdracht 17
timer
8:00

Slide 7 - Tekstslide

Havo H7.1  2/2 (pag. 19)
Nominale rente - inflatie = reële rente
Indexcijfers


  • Opgaven 8, 9, 16

  • Eerder klaar? Maak eindopdracht 17 af
timer
12:00

Slide 8 - Tekstslide

H7.6  Indexcijfers (pag. 234)
  • Indexcijfers





Slide 9 - Tekstslide

Indexcijfers

Slide 10 - Tekstslide

Indexcijfers
Basisjaar

Slide 11 - Tekstslide

Indexcijfers
Basisjaar = 100
Basisjaar = 100  (200 -> 100)

Denk 100%, maar zonder % teken

Andere jaren vergelijken met basisjaar:  

jaar / basisjaar x 100
Index 107
Index 97

Slide 12 - Tekstslide

Indexcijfers
Basisjaar

Slide 13 - Tekstslide

Indexcijfers
Basisjaar 2015 (326)  = 100
-> jaar / basisjaar x 100
  • 2016 (358) = 110
  • 2017 (310) = 96
  • 2018 (333) = 102
  • 2019 (350) = 107
  • 2020 (344) = 106
 

Slide 14 - Tekstslide

Indexcijfers

Slide 15 - Tekstslide

H7.6  Indexcijfers (pag. 234)
  • Indexcijfers




Opgaven 1, 4
Eerder klaar? Begin aan opdracht 6
timer
8:00

Slide 16 - Tekstslide

H7.1 Tijd is geld (pag. 210)
  • Menselijk kapitaal  = Alle kennis, (ook sociale) vaardigheden, gezondheid, creativiteit van mensen om waarde te geven aan arbeid    (K NO)
  • Rente = prijs van tijd
  • Nominale rente - inflatie = reële rente


Opgaven 5, 6, 8 (a, b), 9
Eerder klaar? Begin aan opdracht 9
timer
8:00

Slide 17 - Tekstslide

Hoofdstuk 1 herhalen via SO
Stof hoofdstuk 1 doornemen door het SO te bespreken

Slide 18 - Tekstslide

Hoofdstuk 1 herhalen via SO

Slide 19 - Tekstslide

Hoofdstuk 1 herhalen via SO
.
..

1a   Met geld
1b   Waarde van het materiaal:   INtrinsiek -> IN het geld zelf
1c   Dingen nodig om te produceren: K A N O
1d   Goederen die er zijn om in je behoeften te voorzien: nodig én wenselijk

Slide 20 - Tekstslide

Hoofdstuk 1 herhalen via SO
.
.


Slide 21 - Tekstslide

Hoofdstuk 1 herhalen via SO
.
.

2a   Schaars is beperkt, vrij onbeperkt                EN
        Schaarse goederen vereisen productiefactoren
2b   Nee, drinkwater was al een schaars goed
3     Chartaal geld

Slide 22 - Tekstslide

Hoofdstuk 1 herhalen via SO

Slide 23 - Tekstslide

Hoofdstuk 1 herhalen via SO
_________________________

Slide 24 - Tekstslide

Hoofdstuk 1 herhalen via SO
2.000
2.482_
€     148
Overschot
_________________________
2.482

Slide 25 - Tekstslide

Hoofdstuk 1 herhalen via SO
.
.
.
.


Slide 26 - Tekstslide

Hoofdstuk 1 herhalen via SO
.
.
.
.

4b   1: Abonnement is vast bedrag per maand, dus vaste last
         2: Auto heeft vaste lasten zoals wegenbelasting, verzekeringen
         3: Kleding kopen is geen vast bedrag per periode, dus geen vaste last

Slide 27 - Tekstslide

Hoofdstuk 1 herhalen via SO
.
.
.
.


6. Interne of externe waarde Euro ofwel Interne of externe waarde Dollar?

Slide 28 - Tekstslide

Hoofdstuk 1 herhalen via SO
.
.
.
.



6. B: sowieso externe waarde: je vergelijkt eigen munt met een andere munt uit het buitenland (en buiten EU). En hier betreft het  de Euro, want je kan steeds minder Dollars krijgen voor 1 Euro.

Slide 29 - Tekstslide

Hoofdstuk 1 herhalen via SO
.
.
.


Slide 30 - Tekstslide

Hoofdstuk 1 herhalen via SO
.
.
.
7a. Interne waarde: het gaat om hoeveel je minder/meer kunt kopen in eigen land.

7b. Pak wat verandert: het aantal kilo's dat je voor €10 kunt kopen.
> Je kan 3,8 - 5,1 = -1,3 , dus 1,3 kg minder kopen.
> Je vergelijkt met de oude hoeveelheid (5,1). Dus -1,3 / 5,1 = -,0255
> Je wil percentage, dus -0,255 x 100 = -25,5%

Slide 31 - Tekstslide

Hoofdstuk 1 herhalen via SO
.
.
.

Slide 32 - Tekstslide

Hoofdstuk 1 herhalen via SO
.
.
.
8a. Metaalwaarde (goud/zilver) van geld was hoog en de biljetten kon je inruilen voor dat geld/goud/zilver

8b. Materiaal van geld is niets waard, dus dat is geen basis meer. Iedereen moet vertrouwen dat het getal op de munt of het briefje ook die waarde vertegenwoordigt.

Slide 33 - Tekstslide

Hoofdstuk 1 herhalen via SO
9a. Wat is je budget?
9b. Hoeveel stuks moet op punt B staan?
9c. Wat is de oorzaak dat lijn I schuift naar lijn II?



Slide 34 - Tekstslide

Hoofdstuk 1 herhalen via SO
9a. Wat weet je?
> Je kan maximaal 40 stuks kopen van goed X (bij 0x goed Y).
> Goed X kost € 20.
> Je kan dus 40x € 20 = € 800 uitgeven. Dat is je 
budget.

9b. B is maximum aantal goed Y in budget (bij 0x goed X).
> Prijs van goed Y is € 40
> Dus €800 / € 40 = 20 stuks.

9c. Wat is de oorzaak dat lijn I schuift naar lijn II?
> Aantal x goed Y blijft gelijk, dus prijs en budget blijven gelijk)
> Van gelijk gebleven budget kun je nu wél meer goed X kopen.
> Dus is prijs goed X gedaald.



Slide 35 - Tekstslide

Hoofdstuk 1 herhalen
Ieper/Eerste Wereldoorlog
Oekaïne/Rusland

Slide 36 - Tekstslide

Hoofdstuk 1 herhalen
Ieper/Eerste Wereldoorlog  .... Oekraïne/Rusland

Scholing:
goede gevechtstraining ipv gewoon naar slagveld
Loon: gevarengeld, geld voor familie bij overlijden
Arbeidsverdeling: scherpschutter, drone bestuurder, piloot
Technische ontwikkeling: mitrailleur, tank, AI, drones
Arbeidsvoorwaarden: Na drie maanden rust, goed wapen
Betere organisatie: samenwerking luchtmacht, landmacht

Slide 37 - Tekstslide

Wat is een variabele uitgave?
A
Vaste kosten zoals huur
B
Kosten die fluctueren per maand

Slide 38 - Quizvraag

Wat is de intrinsieke waarde van geld?
A
De waarde van het materiaal zelf
B
De waarde van het papier
C
De waarde in de economie
D
De waarde op de bankrekening

Slide 39 - Quizvraag

Welke waarde speelt een rol bij inflatie?
A
Waarde van grondstoffen
B
Nominale waarde van geld
C
Waarde van onroerend goed
D
Intrinsieke waarde van aandelen

Slide 40 - Quizvraag

Wat is de nominale waarde van geld?
A
De waarde op de beurs
B
De waarde in euro's
C
De waarde die op het bankbiljet staat
D
De waarde van goud

Slide 41 - Quizvraag

Waarom gebruiken we indirecte ruil?
A
Beperkt de ruilmogelijkheden
B
Verhoogt efficiëntie van handel
C
Verhoogt kosten van transacties
D
Gemakkelijker om waarde te bepalen

Slide 42 - Quizvraag

Wat is een gevolg van schaarste?
A
Geen keuzes maken
B
Keuzes maken tussen behoeften

Slide 43 - Quizvraag

Wat weten jullie nu

  • H7.1
  •       Je weet wat menselijk kapitaal is.
  •       Je kunt beredeneren hoe consumenten kunnen ruilen in de tijd en welke rol de (nominale en reële) rente daarbij speelt.

  • H7.6: Je kunt werken met indexcijfers.

  • En hoofdstuk 1 weer verversd

Slide 44 - Tekstslide

Proefwerkweek!
Woensdag 29 oktober Eco flexuur!

Neem mee naar proefwerk:
  • Rekenmachine!!!
  • Blauwe/zwarte pen

Antwoorden hoofdstuk 7 (par. 1 en 6) komen in Magister.

Slide 45 - Tekstslide

Huiswerk Vwo
Neem voor volgende keer het volgende mee:
  • Boek        Ipad        Schrift        Pen         Rekenmachine!!!
                                               
  1. §7.1 Opdrachten 12, 13, 14  --> Verplicht: 12
  2. §7.1 Eindopdracht 17 --> Is verplicht

Slide 46 - Tekstslide