Het gouden ei - les 2

Nederlands 
P2 - 2021/2022 - V3 - Les2
                                     
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Nederlands 
P2 - 2021/2022 - V3 - Les2
                                     

Slide 1 - Tekstslide

Vorige les ...
... heb je een aantal literaire begrippen geleerd die gaan over: 
  • (non-)fictie en (niet-)realistisch
  • de titel
  • de tijd en ruimte
  • de personages 
  • het begin van een verhaal
  • het vertelperspectief
Ook heb je deze begrippen toegepast op Het gouden ei.

Slide 2 - Tekstslide

Aan het einde van deze les ...
... ken je een aantal literaire begrippen die gaan over: 
  • spanning
  • tijdsprongen
  • flashbacks
  • terugverwijzingen en vooruitverwijzingen
  • thema, motieven en moraal
  • mening en beoordelingswoorden
... heb je deze begrippen toegepast op Het Gouden Ei.

Slide 3 - Tekstslide

Hoe ga je te werk?
  1. Je leest de theorie over een begrip.
  2. Daarna volgt een aantal vragen over dit begrip, toegepast op Het Gouden Ei.
  3. Je beantwoordt de vragen. 

Tip: Benader de vragen per hoofdstuk. In ieder hoofdstuk kun je weer aanvullende informatie krijgen over een onderdeel. 



Slide 4 - Tekstslide

Vertelperspectief – blok 4, blz. 207
Vertelperspectief
Het standpunt van waaruit een verhaal wordt verteld.

Ik-vertelperspectief
De gebeurtenissen worden verteld door een personage in de ik-vorm.

Personaal vertelperspectief / Hij-/zij-perspectief
De gebeurtenissen worden in de hij- of zij-vorm verteld.

Slide 5 - Tekstslide

Alwetende of auctoriale verteller
De alwetende verteller neemt de lezer als het ware aan de hand en leidt hem door het verhaal heen. 

Hij legt uit wanneer er nieuwe personages optreden, wanneer er een tijdssprong gemaakt wordt of wanneer er zaken aan de orde komen die de lezer niet begrijpt.

Slide 6 - Tekstslide

Van welk perspectief is er sprake in Het gouden ei? Gebruik de theorie.

Slide 7 - Open vraag

Spanning – blok 4, blz. 157/158
Spanning Alles wat je benieuwd maakt naar het vervolg of de afloop van het verhaal.

Technieken waarmee spanning wordt gecreëerd 
  • Hoofdpersoon bevindt zich in gevaarlijke situatie/omgeving.
  • Verhaal krijgt onverwachte wending.
  • Cliffhanger Onderbreking van het verhaal op een beslissend moment.

Slide 8 - Tekstslide

Spanning – blok 4, blz. 157/158
Technieken waarmee spanning wordt gecreëerd
  • Open plekken Er worden vragen bij je opgeroepen. Je moet verder lezen   om te ontdekken  hoe de open plekken worden ingevuld.
  • Vermoedens De schrijver wekt vermoedens bij de lezer. Je moet verder   lezen om erachter te   komen of je vermoedens juist zijn. 
  • Uitstel De ontknoping laat op zich wachten. 
  • Informatievoorsprong De lezer weet iets wat de hoofdpersoon nog niet weet.

Slide 9 - Tekstslide


Op welke manieren wordt er spanning opgebouwd in het verhaal?
Gebruik de theorie.

Slide 10 - Open vraag

Vertelvolgorde – blok 4, blz. 204 
Chronologische vertelvolgorde met terugverwijzing
Verwijzingen naar iets wat eerder in het verhaal gebeurde.
Terugverwijzing = kort: enkele woorden of zinnen. Meestal gebeurt dit in de gedachten van een personage.

Chronologische vertelvolgorde met vooruitwijzing
Een mededeling over iets wat later zal gebeuren of een gedachte van angst of hoop over de toekomst. Vooruitverwijzingen verhogen de spanning.

De vertelvolgorde wordt met terug- en vooruitverwijzingen niet onderbroken. Een flashback doet dit wel (bij een flashback is er sprake van een uitgebreide beschrijving).

Slide 11 - Tekstslide


Wat kun je vertellen over de vertelvolgorde in het verhaal?
Gebruik de theorie.

Slide 12 - Open vraag

Thema & Motieven
Thema Verhalen gaan ergens over. Ze hebben een diepere bedoeling.  In één verhaal kunnen meerdere thema's voorkomen.

Verhaalmotieven Gebeurtenissen, gevoelens, situaties, onderwerpen die vaker terugkomen in een verhaal.  

Leidmotief Woorden of zinnen of concrete voorwerpen die vaker (letterlijk) terugkomen in een verhaal. 

Slide 13 - Tekstslide

Welk thema/welke thema's komen er voor in het boek? Licht je antwoord per thema toe.

Slide 14 - Open vraag

Welke verhaalmotieven en leidmotieven kom je tegen in het verhaal?

Slide 15 - Open vraag

Moraal


Moraal
Een wijze les. De schrijver wil iets zeggen over wat goed of fout is en hoe mensen zouden moeten leven.  

Slide 16 - Tekstslide

Kun je een moraal uit het verhaal halen? Zo ja, welke moraal?

Slide 17 - Open vraag

Mening & Argumenten
Beoordelingswoorden Je mening geef je door beoordelingswoorden te noemen.
(spannend, mooi, verdrietig, interessant, verrassend, etc.)

Argumenten Je beoordelingswoorden onderbouw je met argumenten. Je legt hiermee uit waarom je het boek spannend, interessant of anders vond. Je kunt hierbij ook nog verwijzen naar een fragment uit het boek om je argumenten extra te ondersteunen.

Slide 18 - Tekstslide

Mening & Argumenten

Emotieve argumenten Je gebruikt beoordelingswoorden die aangeven wat een verhaal met je doet (emotie). (maakt me vrolijk - spannend - vol vaart - ontroerend - beklemmend)

Realistische argumenten Je gebruikt beoordelingswoorden die aangeven in hoeverre jij een verhaal realistisch vindt. (geloofwaardig - herkenbaar - bedacht - origineel) 

Morele argumenten Je gebruikt beoordelingswoorden die iets zeggen over de keuzes die de personages maken of over de boodschap die de schrijver wil uitdragen. (Goed voorbeeld - keur ik af - asociaal - rechtvaardig - betrokken)

Slide 19 - Tekstslide

Geef je mening over het Gouden ei. Gebruik hierbij een emotief, moreel en een realistisch argument.
Onderbouw je mening ook (eventueel met voorbeelden uit het boek).

Slide 20 - Open vraag

Genres
Genres Een boek kun je indelen bij een genre. Genre = verhaalsoort. Een boek kan tot meerdere genres behoren.

Genre bepalen Het genre bepaal je door te kijken welke onderwerpen/thema's het belangrijkste zijn in een verhaal.

Op de volgende slides worden verschillende genres toegelicht.

Slide 21 - Tekstslide

Genres
Thriller Een spannend verhaal waarin de hoofdpersoon in een levensbedreigende situatie terechtkomt. 

Dystopische roman Een verhaal over een wereld die door rampen of dictatuur bijna niet meer leefbaar is.

Ontwikkelingsroman Een verhaal over het volwassen worden van een (jonge) hoofdpersoon.




Slide 22 - Tekstslide

Genres
Psychologische roman Een verhaal waarin de nadruk ligt op de gedachten en gevoelens van de hoofdpersoon (meer dan op de gebeurtenissen).

Detective Een verhaal waarin een speurder probeert te achterhalen wie een misdrijf heeft gepleegd.

Avonturenroman In een avonturenroman speelt 'een held' de hoofdrol. Er gebeuren allerlei spannende dingen en daar gaat het om.

Slide 23 - Tekstslide

Genres

Fantasy Een verhaal met fantasiewezens in een fantasiewereld.

Science fiction Een toekomstverhaal (vaak in de ruimte/ruimtevaart of nieuwe technieken).

Reisverhaal Een verhaal waarin een verslag wordt gegeven van een reis.


Slide 24 - Tekstslide

Genres
Historische roman Een verhaal waarin een belangrijke gebeurtenis (of gebeurtenissen) uit de geschiedenis een belangrijke rol spelen.

Oorlogsroman Een verhaal dat zich afspeelt in een oorlog (voornamelijk Tweede Wereldoorlog).

Geëngageerde roman Een verhaal waarin eigentijdse problemen in onze samenleving aan bod komen.

Slide 25 - Tekstslide

Tot welk genre/welke genres behoort het Gouden ei?
Leg je antwoord uit. Gebruik hiervoor de theorie.

Slide 26 - Open vraag

Einde van de les!

Slide 27 - Tekstslide