Verdieping economie - 1.1 - Geld

Lesplanning
  • Bespreken nieuwe boekje
  • Paragraaf 1.1 - Geld
  • Opdracht - begroting opstellen 
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Lesplanning
  • Bespreken nieuwe boekje
  • Paragraaf 1.1 - Geld
  • Opdracht - begroting opstellen 

Slide 1 - Tekstslide

Verdieping - Economie
  • Waar gaat de komende periode over? 

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het eind van de les kun jij:
  1. Rente berekenen bij een bank
  2. In eigen woorden uitleggen welke 3 soorten uitgaven er zijn
  3. Aan de hand van een budget een begroting opstellen

Slide 3 - Tekstslide

Nodig deze les
  1. Rekenmachine
  2. Je economieboek 

Slide 4 - Tekstslide

1.1 - Geld

Slide 5 - Tekstslide

Ik krijg geld door:
A
Bijbaantje (of zomerbaantje)
B
Zakgeld
C
Bijbaantje en zakgeld
D
Iets anders

Slide 6 - Quizvraag

Geld en economie (1/4)
  • Geld dat je krijgt/verdient (jouw baantje/zakgeld) =  Inkomen

  • Dingen waar jij jouw geld aan uitgeeft = Uitgaven

  • Heb je een baan krijg je 1x per maand geld = Salaris / Loon

Slide 7 - Tekstslide

Sparen en Rente (2/4)
  • Een van de verstandigste dingen om te doen = Sparen 

  • Spaar je bij een bank dan krijg je Rente over je geld (Bv. 2%)

Formule om rente te berekenen:
Gespaarde bedrag : 100 x rente(bij 2% rente vul je 2 in) = rente in Euro´s

Slide 8 - Tekstslide

(Gespaarde bedrag : 100 x rente = rente in Euro´s)
Ik heb 5000 euro bij de Rabobank gespaard en krijg 6% rente. Hoeveel geld krijg ik erbij aan het eind van het jaar?

Slide 9 - Open vraag

Rente berekenen
Hele bedrag(Gespaarde geld) : 100 x rente(bij 6% rente vul je 6 in) = rente in Euro´s

A = het gespaarde bedrag
B = De rente uitkering

A : 100 x B = rente in Euro´s

Ik heb 5000 euro bij de Rabobank gespaard en krijg 6% rente. Hoeveel geld krijg ik erbij aan het eind van het jaar?



Slide 10 - Tekstslide

Drie soorten uitgaven (3/4)
  1. Dagelijkse uitgaven - geef je (bijna) elke dag uit
  2. Vaste lasten - Terugkerende kosten (elke maand, kwartaal of jaar)
  3. Incidentele uitgaven -  Grote uitgaven die je soms doet

Slide 11 - Tekstslide

McDonalds
Dagelijkse uitgaven
Incidentele uitgaven
Vaste lasten
Benzine tanken
Netflix
Broodje op school
Internet
Nieuwe haarband
Playstation 5
Nieuwe fietsband
Telefoon abbonement

Slide 12 - Sleepvraag

Budget en begroting (4/4)
  • Als je weet wat al jouw inkomsten zijn weet je hoeveel geld je kan uitgeven -> het geld dat je kan uitgeven heet Budget 

  • Heb je maandelijks veel verschillende uitgaven dan is het verstandig om al jouw uitgaven en inkomsten op te schrijven in een tabel -> Begroting

Slide 13 - Tekstslide

Begroting maken
  • Pak je economie boek en ga naar blz. 41
  • Maak nu werkblad 1


Maandag - paragraaf 1.1 volledig af + werkblad 1


Slide 14 - Tekstslide