3.3 Verhoudingsformules van zouten

3.3 Verhoudingsformules van zouten
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

3.3 Verhoudingsformules van zouten

Slide 1 - Tekstslide

Deze les
  • Herhalen voorkennis zouten
  • Maken 3.1 vragen 15+16
  • Uitleg samengestelde ionen
  • Maken 3.3 vragen 26, 27, (28), 31, (34)
  • Uitleg dubbelzouten
  • Maken 3.3 vraag 35+36






Slide 2 - Tekstslide

Zouten
  • Combinatie van metaal- en niet-metaalatoom.
  • Wordt gevormd doordat metaalatoom elektron(en) weggeeft aan niet-metaalatoom.
  • Hierdoor worden geladen deeltjes gevormd: ionen.



Slide 3 - Tekstslide

Ionen

  • Neutraal atoom heeft gelijk aantal protonen (+) en elektronen (-).
  • Ion heeft afwijkend aantal elektronen, waardoor een geladen deeltje ontstaat.
  • Metaalatomen vormen positief geladen ionen, doordat ze elektronen weggeven, bijv. Na+ en Ca2+.
  • Niet-metaalatomen vormen negatieve ionen, bijv. Cl- en O2-.
  • Ladingen te vinden in Binas tabel 40A, soms te voorspellen met elektronenconfiguratie.


Slide 4 - Tekstslide

Verhoudingsformules
  • De formule van een zout wordt de verhoudingsformule genoemd (dus geen molecuulformule!).
  • Deze formule geeft de verhouding weer tussen de ionen.
  • De lading van de ionen bepaald de verhouding: een zout heeft geen netto lading (evenveel + als - lading).
  • Ladingen kun je vinden in Binas 40A.

Slide 5 - Tekstslide

Voorbeeld 1: keukenzout
  • Keukenzout is de triviale naam voor de rationele (=chemische) naam van natriumchloride (Binas 66A).
  • Bestaat uit natriumionen en chloride-ionen.
  • Na+ en Cl- (Binas 40A)
  • Netto lading 0, dus van beide 1 nodig. 
  • Verhoudingsformule = NaCl

Slide 6 - Tekstslide

Voorbeeld 2: koper(I)sulfide
  • Koper(I)ionen en sulfide-ionen.
  • Cu+ en S2- (Binas 40A)
  • Netto lading 0, dus 2 Cu+ nodig en 1 S2-
  • Verhoudingsformule = Cu2S
Koperionen kunnen 1+ en 2+ zijn. Het Romeinse cijfer geeft de lading aan, zodat je weet welk ion aanwezig is.

Slide 7 - Tekstslide

Voorbeeld 3: aluminiumoxide
  • Aluminiumionen en oxide-ionen.
  • Al3+ en O2- (Binas 40A)
  • Netto lading 0, dus 2 Al3+ (6+ totaal) nodig en 3 O2- (6- totaal)
  • Verhoudingsformule = Al2O3

Slide 8 - Tekstslide

Wat is de verhoudingsformule van kaliumfluoride?
A
KF
B
K2F
C
KF2
D
K2F2

Slide 9 - Quizvraag

Wat is de verhoudingsformule van Magnesiumchloride?
A
MgCl
B
Mg2Cl
C
MgCl2
D
Mg2Cl2

Slide 10 - Quizvraag

Naamgeving zouten

  • Eerste ion krijgt naam van atoomsoort.
  • Als metaal-ion verschillende ladingen kan hebben, geef je erachter met Romeinse cijfers aan welk ion wordt bedoeld.
  • Als het metaal-ion altijd dezelfde lading heeft, gebruik je geen Romeins cijfer.
  • Tweede ion krijgt uitgang -ide.
  • Bijv. natriumchloride of ijzer(II)chloride

Slide 11 - Tekstslide

Voorbeeld 1

  • Gegeven verhoudingsformule: K2O
  • In Binas 40A beide ionen opzoeken: K+ en O2-
  • Kaliumion is altijd 1+, dus geen Romeins cijfer nodig.
  • De naam is dus kaliumoxide.

Slide 12 - Tekstslide

Voorbeeld 2

  • Gegeven verhoudingsformule: Hg2O
  • In Binas 40A beide ionen opzoeken: Hg+ of Hg2+ en O2-
  • In de verhoudingsformule staan 2 kwikionen en 1 oxide-ion.
  • 1 Oxide-ion = 2-, dus moet er 2+ zijn (netto lading = 0).
  • 2 x Hg+ = 2+
  • De naam is dus kwik(I)oxide.

Slide 13 - Tekstslide

Wat is de naam van Na2O
A
Natriumoxide
B
Dinatriumoxide
C
Natriumzuurstof
D
Natrium(II)oxide

Slide 14 - Quizvraag

Wat is de naam van CuO
A
Koperoxide
B
Koper(I)oxide
C
Koper(II)oxide
D
Koper(III)oxide

Slide 15 - Quizvraag

Wat is de naam van NO2
A
Stikstofoxide
B
Stikstof(I)oxide
C
Stikstof(II)oxide
D
Stikstofdioxide

Slide 16 - Quizvraag

Even oefenen
Maken 3.1 vragen 15+16 

Slide 17 - Tekstslide

Samengestelde ionen
  • De ionen die bestaan uit slechts 1 atoomsoort, noem je enkelvoudige ionen, bijv. Na+ of O2-.
  • Ladingen vind je in Binas 40A.
  • De ionen die bestaan uit meer dan 1 atoomsoort, noem je samengestelde ionen, bijv. NH4+ of CO32-.
  • Formules vind je in Binas 66B.
  • !! Het hydroxide-ion moet je uit je hoofd leren: OH-.

Slide 18 - Tekstslide

Voorbeeld 1: calciumcarbonaat

  • Bestaat uit calciumionen en carbonaat-ionen.
  • Ca2+ en CO32- (Binas 40A/66B)
  • Netto lading 0, dus van beide 1 nodig. 
  • Verhoudingsformule = CaCO3

Slide 19 - Tekstslide

Voorbeeld 2: calciumhydroxide

  • Bestaat uit calciumionen en hydroxide-ionen.
  • Ca2+ en OH(Binas 40A, OH- zelf leren)
  • Netto lading 0, dus 1 Ca2+ nodig en 2 OH-
  • Verhoudingsformule = Ca(OH)2
  • Haakjes zijn nodig, omdat je zowel de O als de H 2x wilt.

Slide 20 - Tekstslide

Wat is de verhoudingsformule van natriumsulfaat?
A
Na2S
B
Na2SO4
C
Na2SO3
D
NaSO3

Slide 21 - Quizvraag

Ionen met zwavel

  • Sulfide-ion : S2-
  • Sulfaat-ion : SO42-
  • Sulfiet-ion : SO32-

Slide 22 - Tekstslide

Wat is de verhoudingsformule van ammoniumfosfaat?
A
NH4PO4
B
(NH4)3PO4
C
NH4(PO4)3
D
PO4(NH4)3

Slide 23 - Quizvraag

Wat is de naam van CuCrO4?
A
Koperchromaat
B
Koperdichromaat
C
Koper(I)chromaat
D
Koper(II)chromaat

Slide 24 - Quizvraag

Even oefenen
Maken 3.3 vragen 26 + 27 (evt. 28), 31, (evt. 34)



Slide 25 - Tekstslide

Dubbelzouten
  • Een 'normaal' zout bestaat uit 1 positief en 1 negatief ion.
  • Sommige zouten bestaan uit meer dan 1 positief en 1 negatief ion, de zogenaamde dubbelzouten
  • Bijvoorbeeld kobaltblauw: CoAl2O4
  • De lading van de kobaltionen kun je afleiden (Co+ of Co2+).
  • 2 Al3+ = 6+ en 4 O2- = 8-, dus moet 1 Co 2+ zijn (netto lading 0)

Slide 26 - Tekstslide

Wat is de lading van de koperionen in azuriet?
A
Cu+
B
Cu2+
C
Cu3+
D
Cu is ongeladen

Slide 27 - Quizvraag

Uitleg quizvraag
  • 2x CO32- = 4-
  • 2x OH- = 2-
  • Totaal 6-, dus moet er ook 6+ zijn
  • 3x Cu2+ = 6+




Slide 28 - Tekstslide

Even oefenen
Maken 3.3 vragen 35+36



Slide 29 - Tekstslide