Proefles Erfelijkheid
1 / 23
Lesduur is: 45 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Waar denk je als eerste aan bij het woord erfelijkheid?
Slide 4 - Woordweb
Slide 5 - Tekstslide
Mathilde laat een permanentje zetten bij de kapper. Verandert hierdoor haar genotype en haar fenotype?
A
genotype wel
fenotype niet
B
genotype niet
fenotype wel
C
genotype niet
fenotype niet
D
genotype wel
fenotype wel
Slide 6 - Quizvraag
Kies bij elke eigenschap A t/m D of je deze hebt gekregen door je genotype, je leefstijl/ omgeving of door beide
Genotype
Omgeving/leefstijl
Beide
A: Je kunt goed gitaar spelen
B: Een gespierd lichaam
C: een tatoeage
D: Krullend haar vanaf je geboorte
Slide 7 - Sleepvraag
Kun je enkele erfelijke eigenschappen noemen?
Slide 8 - Woordweb
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
In welke cellen bevindt zich het gen voor jouw haarkleur?
A
Alleen in de haren
B
Alleen in de lichaamscellen
C
Alleen in de geslachtscellen
D
In de lichaam- en geslachtscellen
Slide 18 - Quizvraag
Uit welke stof bestaan chromosomen?
A
DNA
B
Genen
C
Mutaties
D
Draden
Slide 19 - Quizvraag
Welke chromosoom vormt een paar met 1?
A
2
B
3
C
4
D
1
Slide 20 - Quizvraag
Waar of niet waar?
Een menselijke eicel bevat 23 chromosomen.,
Een menselijke eicel bevat 23 chromosomen.,
A
Waar
B
Niet waar
Slide 21 - Quizvraag
Waar of niet waar?
Het genotype komt tot stand op het moment van bevruchting.
Het genotype komt tot stand op het moment van bevruchting.
A
Waar
B
Niet waar
