Form H4 herh. + H6

Welkom V3L! 
Ga alvast zitten volgens de plattegrond en pak je spullen erbij.
  • leesboek
  • NN + schrift
  • agenda en etui
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom V3L! 
Ga alvast zitten volgens de plattegrond en pak je spullen erbij.
  • leesboek
  • NN + schrift
  • agenda en etui

Slide 1 - Tekstslide

Pak je leesboek en ga lekker lezen!
timer
15:00

Slide 2 - Tekstslide

Deze les
Herhalen Formuleren H4: incongruentie + onjuiste inversie
Formuleren H6: zinnen symmetrisch formuleren en correct begrenzen

Aan het eind van de les:
  • kun je incongruentie herkennen;
  • kun je onjuiste inversie herkennen;
  • kun je symmetriefouten herkennen en verbeteren;
  • kun je onjuist begrensde zinnen herkennen en verbeteren.

Slide 3 - Tekstslide

Huiswerk
Maandag 4 december: 
  • Grammatica (Zinsdelen) H4:
opdr. 1, 2, 4, 8
  • Formuleren H4: opdr. 1 t/m 3 + 7




Slide 4 - Tekstslide

Huiswerk
Donderdag 7 december: 
  • Formuleren H4: opdr. 1 t/m 3 + 7
  • Formuleren H6: opdr. 1, 2, 6




Slide 5 - Tekstslide

congruentie

Slide 6 - Woordweb

Congruentie
In zinnen komt de persoonsvorm in persoon en getal overeen met het onderwerp: congruentie. Dit houdt in dat bij een enkelvoudig onderwerp een enkelvoudige persoonsvorm hoort. 
  • VB: Ik loop naar school. / Wij lopen naar school. 

Als persoonsvorm en getal niet overeenkomen: incongruentie.

Meestal is dit niet moeilijk, maar er zijn een paar lastige gevallen, zie volgende dia.


Slide 7 - Tekstslide

Incongruentie
  • Het onderwerp is meervoud, maar wordt voor enkelvoud aangezien:
       De media schrijft veel onzin over deze bekende Nederlander.

  • Het onderwerp (ow) lijkt meervoud, maar is enkelvoud, omdat de kern enkelvoud is:
      Uit de enquête bleek dat de meerderheid van de leerlingen tegen             
      frisdrankautomaten waren.



.

Slide 8 - Tekstslide

Incongruentie
  • De pv en het ow staan ver uit elkaar en daartussen staan andere   zinsdelen met een ander getal dan het ow:
       Het schijnt dat het stadsbestuur de komende jaren binnen de grachten             geen nieuwe parkeerplaatsen voor auto’s meer willen aanleggen.

Slide 9 - Tekstslide

Oudere mensen beweren vaak dat de jeugd van tegenwoordig geen enkel respect meer voor hen hebben.
A
congruentie
B
incongruentie

Slide 10 - Quizvraag

Uit onderzoek blijkt dat dertien procent van de Nederlanders niet goed kan lezen en schrijven.

A
congruentie
B
incongruentie

Slide 11 - Quizvraag

Een paar echte designerschoenen van een bekende ontwerper brengen op een veiling zo duizenden euro op.

A
congruentie
B
incongruentie

Slide 12 - Quizvraag

inversie

Slide 13 - Woordweb

Inversie
In veel zinnen staat het onderwerp op de eerste plaats in de zin, vóór de persoonsvorm: (OP)
VB: Iedereen (ow) / verlangt (pv) / naar het leuke weekend.

Als in een zin het onderwerp achter de persoonsvorm staat > inversie (PO). VB: Naar het het leuke weekend / verlangt (pv) / iedereen (ow).

Slide 14 - Tekstslide

Onjuiste inversie
Wanneer in een zin het onderwerp achter de persoonsvorm staat, heet dat inversie. In nevengeschikte zinnen (en, of, maar, want, dus) is soms sprake van onjuiste inversie:
Zaterdagmiddag heb ik in Thialf naar de WK Sprint gekeken en (-) was ik         's avonds pas om 10 uur weer thuis. 

Op de plek van het streepje moet dan hetzelfde woord staan als het woord dat in deel 1 voor de persoonsvorm staat. 


Slide 15 - Tekstslide

Onjuiste inversie
Zaterdagmiddag heb ik in Thialf naar de WK Sprint gekeken en (-) was ik         's avonds pas om 10 uur weer thuis. 

Zaterdagmiddag heb ik in Thialf naar de WK Sprint gekeken en 's avonds was  ik pas om 10 uur weer thuis. 
of 
Zaterdagmiddag heb ik in Thialf naar de WK Sprint gekeken en ik was pas      ’s avonds om 10 uur weer thuis.







Slide 16 - Tekstslide

Formuleren H6
symmetrie en correct begrenzen

Slide 17 - Tekstslide

Terugblik: enkelvoudige en samengestelde zinnen

Enkelvoudige zin: een zin met 1 persoonsvorm

VB: Evelien werkt bij de bakker. 


Samengestelde zin: zin met meer dan 1 persoonsvorm

VB: Evelien werkt bij de bakker, want zij bakt graag koekjes. 

Slide 18 - Tekstslide

Terugblik: hoofd- en bijzinnen
Als een zin twee persoonsvormen heeft, is het een samengestelde zin. Deze samengestelde zin bestaat uit hoofdzinnen of hoofd- en bijzinnen.

Slide 19 - Tekstslide

Hoofdzin

De hoofdzin kun je op de volgende manier herkennen:


  • Onderwerp en persoonsvorm staan naast elkaar; er passen (bijna nooit) andere zinsdelen tussen. 
  • De persoonsvorm staat voorin de zin; het is het eerste of tweede zinsdeel.

Evelien werkt bij de bakker, want zij bakt graag koekjes.

Slide 20 - Tekstslide

Bijzin

De bijzin kun je op de volgende manier herkennen:


  • Het onderwerp en de persoonsvorm staan niet naast elkaar. Je kunt er andere zinsdelen tussen zetten. 
  • De persoonsvorm staat vaak achter in de zin.

Omdat Evelien graag koekjes bakt, werkt zij bij de bakker.

Slide 21 - Tekstslide

Symmetrie
In nevenschikkingen moeten delen dezelfde vorm hebben. Dat heet symmetrie.

  • nevenschikking = HZ + HZ
  • voegwoorden: en, of, maar, want, dus
  • Tom liep de trap op en hij ging zijn kamer in. 

 

Slide 22 - Tekstslide

Wanneer ontbreekt de symmetrie?
Voorbeelden uit het boek: 
  • In Italië eten ze ’s avonds erg laat, maar men ontbijt dan ook nauwelijks. 
  • De Duitser (ev) schijnt veel vlees te eten, maar de Amerikanen (mv) kunnen er ook wat van. 
  • Ellen heeft haar bijbaantje voor de gezelligheid en om geld te verdienen.
      (een woordgroep naast een beknopte bijzin)
  • Met je vrienden op vakantie gaan leidt tot een hechtere vriendschap of je krijgt schreeuwende ruzie. (een woordgroep naast een zin)
  • Mijn mentor zei dat ik voor de toetsen langer moet leren en ik moet mijn huiswerk beter maken. (een bijzin naast een hoofdzin)

Slide 23 - Tekstslide

Zinnen correct begrenzen

Slide 24 - Tekstslide

Zinnen correct begrenzen
  • Een zin begint met een hoofdletter en eindigt met een punt.
  • In een samengestelde zin worden de zinnen vaak van elkaar onderscheiden door een komma, een puntkomma of een dubbele punt.
  • Je kunt zinnen ook samenvoegen, maar dan moet je een voegwoord gebruiken (want, omdat, maar, ....)

Slide 25 - Tekstslide

Zinnen correct begrenzen
  • Hoofdzin + hoofdzin: je zet een punt tussen de twee zinnen. 
Tijdens de vakantie heeft Monique veel uitgeslapen. Ze hoefde haar wekker niet te zetten.

  • Hoofdzin + bijzin: zet een komma of gebruik een voegwoord. 
Tijdens de vakantie heeft Monique veel uitgeslapen, omdat ze haar wekker niet hoefde te zetten.

Slide 26 - Tekstslide

Opdracht deze les
Maak zelfstandig 
  • H4 Formuleren: opdr. 1 t/m 3 + 7
  • H6 Formuleren: opdr. 1, 2, 6

Klaar? 
Lezen in je leesboek
Theorie samenvatten / leren
timer
25:00

Slide 27 - Tekstslide

Huiswerk
Donderdag 7 december: 
  • Formuleren H4: opdr. 1 t/m 3 + 7
  • Formuleren H6: opdr. 1, 2, 6




Slide 28 - Tekstslide