Thema 1 groep 5

• Taal
• Basisschool
• Groep 5

Het gebod

1. het mag niet
2. je tanden
3. iets wat je moet doen

Van richting veranderen betekent

1. Een andere kant op gaan.
2. op de zelfde weg blijven
3. de weg zoeken

In het vervolg betekent

1. je bespiedt iemand
2. vanaf nu
3. je loopt voorop

Mijn fiets zit in de prak.

1. is stuk
2. staat in de schuur
3. is ingepakt

We gaan stapvoets rijden

1. super snel
2. we nemen 1 stap
3. zoals je kunt lopen

Vervolgens betekent in deze zin;
Ik koop appels vervolgens bak ik een taart.

1. volgen
2. daarna
3. we gaan ver

De weggebruiker kan ook vliegen.

1. goed
2. fout

Als iets strafbaar is heb je geluk gehad

1. goed
2. fout

Ik kreeg een bal tegen mijn hoofd, ik ben een

1. dader
2. slachtoffer
3. politie

Dat slaat nergens op.

1. is onzin
2. we gaan rechtsaf
3. maakt muziek

Vergeefs betekent

1. je geeft veel weg
2. je gaat ver weg
3. je doet iets zonder dat het wat oplevert

Topper

Tegel

Toekomst

Tafel

Maak deze zin langer met een
Waar- wat- en wanneer deel
Vader koopt..........................................

Maak deze zin langer met een
wat- waar- en wanneerdeel
De dief steelt.....................................

werkwoord

zelfstandig naamwoord

bijvoeglijknaamwoord

Teun loopt naar de mooie fiets
Zelfstandig naamwoord is

1. loopt
2. fiets
3. mooie

Mijn moeder rent heel hard weg.
het werkwoord is

1. moeder
2. hard
3. rent

Mijn blauwe broek is vuil.

1. broek
2. is
3. blauwe