Paragraaf 5 Lenen

Programma
Herhaling paragraaf 5.4
Huiswerk paragraaf 5.4 af?
Uitleg en maken paragraaf 5.5
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 29 slides, met tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Programma
Herhaling paragraaf 5.4
Huiswerk paragraaf 5.4 af?
Uitleg en maken paragraaf 5.5

Slide 1 - Tekstslide

Budgetteren
Budget = vast bedrag wat beschikbaar is voor deze uitgaven.
oftewel je stemt je inkomsten en uitgaven op elkaar af!

Het budget wordt
vastgesteld op 
basis van je inkomen.


Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Leerdoelen 5.5
- Ik kan de voordelen en nadelen van lenen benoemen
- Ik weet hoe de berekening van de rentekosten wordt gemaakt
- Ik weet dat wanneer je een lening afsluit je moet budgetteren

Slide 4 - Tekstslide

Lenen

Waarom geld lenen?

  1. Nu iets kopen
  2. Onverwachts dringend geld nodig

Nadelen 

1. Je moet de lening terugbetalen
2. Je moet rente betalen?

  • Zou jij zelf geld lenen, waarom wel of niet?


Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

€300.000
Een huis kopen
  • lenen
  • aflossen (inkomen!)
-> hypotheek 


Slide 7 - Tekstslide

 €300.000
  • Het bedrag van de aflossing is € 300.000/ 30 = € 10.000 per jaar
  • Ben je dan compleet met je vaste lasten? Ja/nee?

  • Naast de aflossing betaal je ook rente!

Slide 8 - Tekstslide

 €300.000
 Lisa gaat het bedrag in 
30 jaar aflossen. 

  • Welke som maak je? 

Slide 9 - Tekstslide

Hypotheek

Elke maand betaal je...

  • aflossing
  •  rente  
Deze betalingen zijn onderdeel van je
vaste lasten!

Slide 10 - Tekstslide

Hypothecaire lening in een plaatje
Hypothecaire lening
als je de lening niet kunt terugbetalen mag de bank je huis verkopen

Slide 11 - Tekstslide

Opdracht
Je leent voor een nieuwe auto € 15.000. 
Je betaalt deze in 36 maanden terug. De maandtermijn is
€ 475.
Wat zijn de rentekosten van deze lening?

Slide 12 - Tekstslide

Uitwerking
Je betaalt 36 maanden lang € 475 per maand terug.
Je betaalt dus 36 x € 475
= € 17.100.
De rentekosten van deze lening is dus € 17.100 -
€ 15.000 = € 2100,-

Slide 13 - Tekstslide

Waarom?
Betaal je € 2100 meer dan dat de lening kost?


Slide 14 - Tekstslide

Geld lenen
Lenen
Lenen:
geld gebruiken van een ander
  • Je betaalt hiervoor een vergoeding (rente)
  • Geleend geld = SCHULD
  • Schuld terugbetalen = aflossen
  • Let op! Lenen is duurder dan zelf geld sparen
  • Bank loopt ook risico

Slide 15 - Tekstslide

Als je leent moet je je budget aanpassen.


Waarom en welke?

Slide 16 - Tekstslide

Vaste lasten moeten omhoog!

Andere budgetten moeten omlaag!

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Huiswerk
Maken paragraaf 5.5 en de rekentrainer 5.5

Slide 19 - Tekstslide

Leerdoelen
- Ik kan de voordelen en nadelen van lenen benoemen.
- Ik weet hoe de berekening van de rentekosten wordt gemaakt
- Ik weet dat wanneer je een lening afsluit je moet budgetteren

Slide 20 - Tekstslide

Vervolg paragraaf 5.5
- Ik kan de voordelen en nadelen van lenen benoemen.
- Ik weet hoe de berekening van de rentekosten wordt gemaakt
- Ik weet dat wanneer je een lening afsluit je moet budgetteren

Slide 21 - Tekstslide

Voor- en nadelen lenen
  • voordelen:
  • je kunt eerder iets kopen
  • je kunt een grote uitgave doen (denk aan een huis)
  • nadelen:
  • je moet de lening aflossen en er rente over betalen
-

Slide 22 - Tekstslide

Voor- nadelen lenen
- Ik kan de voordelen en nadelen van lenen benoemen.
- Ik weet hoe de berekening van de rentekosten wordt gemaakt
- Ik weet dat wanneer je een lening afsluit je moet budgetteren

Slide 23 - Tekstslide

Rente berekenen hoe zat het ook alweer?
(aantal maanden x je maandbedrag) - lening

Voorbeeld:
Stel je koopt een scooter voor €5.000.
Per maand betaal je €250 euro
De looptijd van de lening is 2 jaar?
Hoeveel rente betaal je voorhet lenen van deze €5000?

Slide 24 - Tekstslide

Uitwerking
Formule: (aantal maanden x je maandbedrag) - lening

Aantal maanden is 24! Een jaar heeft 12 maanden en de lening loopt 2 jaar
(12 x 2 = 24 maanden)
Je betaalt €250 per maand = je maandbedrag
=> 24 x €250 = €6000
De scooter kost €5000 euro dan heb je extra aan rente
=> €6000 - €5000 = €1000 betaald


Voorbeeld:
Stel je koopt een scooter voor €5.000.
Per maand betaal je €250 euro
De looptijd van de lening is 2 jaar?
Hoeveel rente betaal je voorhet lenen van deze €5000?

Slide 25 - Tekstslide

Aan de slag :)!
Alle opdrachten van H5.5 + rekentrainer+ test jezelf

Indien nog niet af...
H5.4 + rekentrainer + test jezelf

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Link

Volgende keer
- herhaling paragraaf 5.4 en 5.5

Op woensdag 1 juni staat de toets over deze 2 paragrafen ingeroosterd

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide