Leesvaardigheid

Leesvaardigheid
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 20 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Leesvaardigheid

Slide 1 - Tekstslide

Aanpak
Het meest belangrijke om te oefenen voor een leestoets is om veel teksten te lezen. Zorg er daarom ook zeker voor dat je veel oefentoetsen maakt! 

Voor een gewone toets kun je uit jouw boek leren, maar voor een leestoets heb je bepaalde vaardigheden nodig, waarvoor je veel zult moeten oefenen.

Slide 2 - Tekstslide

Strategieën 
Er zijn ook slimme strategieën die jij kan gebruiken tijdens het maken van de leestoets.

Deze kan je gebruiken voor het lezen, maar ook tijdens het lezen!

Slide 3 - Tekstslide

Voor het lezen
Probeer eerst een beeld te vormen van de tekst. Wat voor een type tekst is het? Is het bijvoorbeeld een brief, artikel of advertentie?

                                              Korte tekst - Duidelijke titel - Illustratie
                                              
                                              Dit is een advertentie

Slide 4 - Tekstslide

Voor het lezen
- Titel
- Plaatjes 
- Tussenkopjes
- Bron

Slide 5 - Tekstslide

Voor het lezen
  • Voorkennis activeren mag, maar het antwoord komt altijd uit de tekst.

  • Lees eerst de vragen, dan pas de tekst.

  • Iedere vraag heeft een andere manier van aanpakken.

Slide 6 - Tekstslide

Tijdens het lezen
Je kunt de tekst vervolgens op verschillende manieren lezen :

  1. Skimmen
  2. Scannen
  3. Intensief lezen

Slide 7 - Tekstslide

Skimmen
Eerst ga je de tekst skimmen, dat is de tekst snel lezen zodat je ongeveer weet waar de tekst over gaat. Je bekijkt de opvallende stukjes en per alinea de eerste en laatste zin.
- eerste alinea = inleiding
- laatste alinea = conclusie
- eerste en laatste zin per alinea


Slide 8 - Tekstslide

Scannen
Daarna ga je de tekst scannen, waarbij je op zoek gaat naar specifieke informatie.

Slide 9 - Tekstslide

Intensief lezen
Tot slot ga je de tekst intensief lezen, waarbij je de tekst helemaal gaat lezen. Dit is niet altijd nodig.

Slide 10 - Tekstslide

Hele tekst vragen
Bij vragen over de hele tekst ga je nogmaals skimmen en zoeken naar aanwijzingen voor het antwoord.

Oftewel; de hele tekst snel lezen, opvallende stukjes lezen en de eerste en laatste zin per alinea lezen (skimmen)

!! Let op signaalwoorden!!! onderstreep ze terwijl je leest.

Slide 11 - Tekstslide

Eerst de vraag lezen, dan de tekst.
Door te skimmen weet je dat de belangrijkste informatie in het begin en aan het einde van de tekst staat.

Slide 12 - Tekstslide

Bepaalde informatie
Bij vragen naar bepaalde informatie kun je gaan scannen en de juiste woorden zoeken.

Oftewel; we gaan op zoek naar specifieke informatie (scannen).

Slide 13 - Tekstslide

Zorg ervoor dat je weet wat de woorden betekenen.
We missen één woord, de zinnen erna geven een negatief gevolg aan de situatie. Dit was een fout van de organisatie. Kijk naar de antwoorden en beslis welke van deze een negatieve lading heeft.

Slide 14 - Tekstslide

Regelnummers
Wanneer er regelnummers worden gegeven, is het handig als je de hele alinea daar omheen leest.

Oftewel; we gaan op zoek naar specifieke informatie (scannen).

Slide 15 - Tekstslide

Niet zozeer een regelnummer, maar de functie van de vraag is hetzelfde. Een open vraag beantwoordt je altijd in het Nederlands.
Zoek eerst de stelling, lees daarna het signaalwoord 'but' en zoek tenslotte het woord 'heredity' op in je woordenboek. Dit betekent erfelijkheid. Verwar je antwoord niet met de laatste zin van de alinea.

Slide 16 - Tekstslide

Meerkeuze
Voor meerkeuzevragen staan de vragen meestal op volgorde van de tekst. Lees alleen het stukje waar jij denkt dat het antwoord staat. Probeer dan eerst zelf een antwoord te geven en daarna te kijken welk antwoord het beste op jouw antwoord lijkt.

Oftewel; eerst de tekst intensief lezen (voor algeheel idee van de tekst) en vervolgens scannen.

Slide 17 - Tekstslide

In welke situatie eten de katten ratten?
Volgens de tekst eten bijna alle katten wel ratten. Er wordt informatie gegeven over het formaat van de rat, maar na het signaalwoord 'whereas' volgt het juiste antwoord. 

Slide 18 - Tekstslide

Laatste tips
  • Bij een citeer (letterlijk overschrijven) vraag moet je de eerste twee woorden van de zin opschrijven als antwoord. Niet meer, niet minder.

  • Met taalfouten wordt geen rekening gehouden.

  • Blijf bij je eerste gevoel. Je eerste gevoel zit vaak goed.  

  • Leer signaalwoorden te herkennen

Slide 19 - Tekstslide

Afsluiting
Probeer dus bij elke vraag het juiste stuk tekst te vinden waar je het antwoord kunt vinden. Hierdoor lees je dus sommige stukjes meerdere keren. Wanneer je het antwoord echt niet kunt vinden, ga je naar de volgende vraag en kun je er later op terugkomen. Misschien heb je dan het antwoord al op een andere plek zien staan!

Slide 20 - Tekstslide