Proeftoets H2 stoffen en materialen

NaSk
Proeftoets hoofdstuk 1 - Stoffen en materialen

De blauwe vragen zijn waar/niet waar vragen
De groene vragen zijn meerkeuze vragen (1 goed antwoord)
De oranje vragen zijn open vragen (je moet zelf antwoord geven)
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1,2

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

NaSk
Proeftoets hoofdstuk 1 - Stoffen en materialen

De blauwe vragen zijn waar/niet waar vragen
De groene vragen zijn meerkeuze vragen (1 goed antwoord)
De oranje vragen zijn open vragen (je moet zelf antwoord geven)

Slide 1 - Tekstslide

Een stof is waarvan iets gemaakt is.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 2 - Quizvraag

Een stof kan maar één eigenschap hebben.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 3 - Quizvraag

Een eigenschap van glas is dat het doorzichtig is.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quizvraag

Een materiaal is een stof waarvan je een voorwerp kunt maken.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quizvraag

Glas, steen, papier, zink en kunst-stof zijn niet-metalen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quizvraag

Als water kookt, gaat het borrelen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quizvraag

Alle schoonmaak-middelen mag je met elkaar mengen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quizvraag

Het smeltpunt van alle stoffen is gelijk.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quizvraag

Het stolpunt is de temperatuur waarbij een vloeistof verandert in een vaste stof
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quizvraag

De massa van een stof is een stof-eigenschap.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quizvraag

Als je bij practicum met bijtende stoffen werkt, moet je handschoenen van rubber of kunst-stof dragen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quizvraag

Een stof die een gat in je kleren brandt, noem je explosief
A
Waar
B
Niet waar

Slide 13 - Quizvraag

Een blokje met een kleinere dichtheid dan water, zinkt in water.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quizvraag

Koper is een edelmetaal.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 15 - Quizvraag

Alle magneten hebben een noordpool en een zuidpool.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quizvraag

Staal kun je beschermen tegen roesten door het te verven.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quizvraag

Chroom moet je verzinken om het tegen roesten te beschermen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 18 - Quizvraag

Poly-etheen is een harde kunst-stof.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 19 - Quizvraag

Dichte keramiek laat geen vloeistoffen door.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 20 - Quizvraag

Glas kun je buigen als je het heel warm maakt.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 21 - Quizvraag

Hoe noem je een stof waarvan je voorwerpen kunt maken?
A
een metaal
B
een niet-metaal
C
een materiaal

Slide 22 - Quizvraag

Hoe kun je ijzer beschermen tegen roesten?
A
door het magnetisch te maken
B
door het onder te dompelen in een vloeistof
C
door het te verhitten
D
door het te verven, verzinken of verchromen

Slide 23 - Quizvraag

Wat betekent recyclen?
A
hergebruiken
B
minder grondstoffen gebruiken
C
smelten van glas
D
twee keer bakken

Slide 24 - Quizvraag

Wat is een ander woord voor kunst-stof?
A
aardolie
B
PET
C
plastic

Slide 25 - Quizvraag

Op een fles schoonmaak-middel zit een kind-veilige dop. Wat zegt dat over het schoonmaak-middel?
A
Het is alleen gevaarlijk voor kinderen.
B
Het is een gevaarlijke stof.
C
Je mag het niet gebruiken als er kinderen in de buurt zijn.
D
Je moet handschoenen dragen als je ermee werkt.

Slide 26 - Quizvraag

Glaswol is een materiaal met verschillende eigenschappen.
Welke eigenschap hoort bij glaswol?

A
Glaswol brandt goed.
B
Glaswol houdt warmte tegen.
C
Glaswol kan slecht tegen water.
D
Glaswol laat geluid gemakkelijk door.

Slide 27 - Quizvraag

Verschillende metalen hebben verschillende eigenschappen.
Welke eigenschap hebben alle metalen?

A
Alle metalen roesten.
B
Alle metalen zijn goede warmte-geleiders.
C
Alle metalen zijn magnetisch.
D
Alle metalen zijn zwaar.

Slide 28 - Quizvraag

Wat betekent het gevaren-symbool in het figuur?
A
bijtend
B
giftig
C
schadelijk
D
slecht voor het milieu

Slide 29 - Quizvraag

Keramiek is vaak met glazuur bedekt.
Wat is glazuur?

A
een laag glas die keramiek beschermt en waterdicht maakt
B
een laag kunst-stof die keramiek beschermt en mooier maakt
C
een laag verf die twee keer gebakken is en keramiek beschermt
D
een laag zuur die keramiek beschermt tegen vocht

Slide 30 - Quizvraag

Hoe noem je de hoogste temperatuur die een vloeistof kan hebben?
A
borrel-punt
B
kookpunt
C
smeltpunt
D
stolpunt

Slide 31 - Quizvraag

Metalen kunnen aangetast worden. Welke twee stoffen kunnen metaal aantasten?

Slide 32 - Open vraag

Kunststof wordt veel gebruikt, omdat het een aantal goede eigenschappen heeft. Schrijf vier goede eigenschappen van kunststof op.

Slide 33 - Open vraag

Eline gebruikt een koekenpan om eieren in te bakken. De koekenpan is van aluminium en heeft een handvat van kunststof.
Waarom is de koekenpan van aluminium gemaakt?

Slide 34 - Open vraag

Eline gebruikt een koekenpan om eieren in te bakken. De koekenpan is van aluminium en heeft een handvat van kunststof.
Waarom is het handvat van kunststof gemaakt?

Slide 35 - Open vraag

Bij een practicum is de inhoud van een potje ijzer-poeder bij een potje aluminium-poeder gekomen. De twee stoffen zijn nu gemengd.
Je leraar wil dat jij de twee stoffen weer van elkaar gaat scheiden.
Bedenk een manier om het ijzer-poeder en het aluminium-poeder van elkaar te scheiden.

Slide 36 - Open vraag