herhaling de reisweg en weg uitleggen

• taal
• Hoger onderwijs

De toegangspoortjes staan ............. de kiosk.

1. na
2. naar
3. naast
4. nadat

U neemt de metro ................. Elizabeth.

1. reisweg
2. richting
3. rondpunt
4. reiziger

U stapt ........... in Kunst - Wet op een andere metrolijn.

1. in
2. uit
3. op
4. over

U heeft de .................... metro genomen.

1. andere
2. mindere
3. verkeerde
4. latere

U ............... uw vervoerbewijs op de rood - witte cirkel.

1. ligt
2. legt
3. liegt
4. lacht

U ................ de metro in Madou.

1. neemt
2. pakt
3. stopt
4. wacht

U neemt de trap naar ..................

1. binnen
2. boven
3. bij
4. daar

U loopt .......... aan het einde van het perron.

1. op
2. naar
3. tot
4. van

De ingang van het metrostation is aan de .................... van de straat.

1. linkerkant
2. rechtse
3. rechtdoor
4. overkant

U gaat hier altijd ...................

1. rechtdoor
2. naar rechts
3. naar links
4. achteruit