Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
AIM 23A. semana 2: presentarse, alfabeto español, pronunciación, 0-30
semana 2.1 Hoy es viernes
programa de hoy:
repaso: presentarse
nuevo: persoonlijke voornaamwoorden
nuevo: het werkwoord "ser" = zijn
uitspraak
1 / 27
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Spaans
MBO
Studiejaar 1
In deze les zitten
27 slides
, met
tekstslides
en
1 video
.
Lesduur is:
120 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
semana 2.1 Hoy es viernes
programa de hoy:
repaso: presentarse
nuevo: persoonlijke voornaamwoorden
nuevo: het werkwoord "ser" = zijn
uitspraak
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
la semana pasada: vorige week
leren: begroetingen en voorstellen
Slide 3 - Tekstslide
I
presentarse
1.
Buenas tardes, me llamo Teresa
¿Y usted? ¿Cómo se llama?
2.
Adiós, hasta luego
3.
Buenos días, soy Antonio Mora
¿Qué tal?
4.
Hola, soy Angel
¿Cómo te llamas?
Me lllamo Juan
Slide 4 - Tekstslide
Persoonlijke voornaamwoorden
Yo
ik
Tú
jij
Él
hij
Ella
zij
Usted
(één persoon)
Nosotros
/ wij (jongens)
nosotras
wij (meisjes)
Vosotros/
jullie (jongens)
vosotras
jullie (meisjes)
Ellos
zij (jongens)
Ellas
zij (meisjes)
Ustedes
U (meervoud)
Palabras del día
tú y yo
Slide 5 - Tekstslide
El verbo "ser": het werkwoord
"zijn"
i
k
jij
hij/zij/u
wij
jullie
zij
ser=zijn
soy
eres
es
somos
sois
son
yo
tú
él/ella/usted
nosotros/as
vosotros/as
ellos/ellas/ustedes
Slide 6 - Tekstslide
SER
versus
SER DE
Het werkwoord
SER
betekent
zijn :
Soy Ana=
ik
ben Ana
Het werkwoord
SER
met het voorzetsel
DE
betekent letterlijk
ZIJN VAN maar
wij zeggen
KOMEN UIT:
Soy de España= ik kom uit Spanje
Slide 7 - Tekstslide
Even uitproberen
1. La señora Ribas ................la organizadora del congreso.
2.Me llamo Margarita y ..................de Salamanca.
3.Antonio y Ricardo .....................de Bilbao.
4.Tú .....................de aquí, ¿verdad?
5.Marc y tú, ¿....................de Tarragona?
6.Ana y yo .........................de Guadalajara.
1.es
2.soy
3.son
4.eres
5.sois
6.somos
Slide 8 - Tekstslide
vragen waar je vandaan komt...
¿De dónde eres? Waar kom je vandaan?
¿De dónde es usted? Waar komt u vandaan?
Soy de Holanda Ik kom uit Nederland
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
pronunciación
C vóór de a, o, u = K (cosa, casa, cuba)
C vóór de e of i = th (thing) (ceriza, cine)
ch = tsj (chico, chulo)
G vóór de a,o,u = zoals in goal (Galicia, gorila, guerra)
G vóór de e of i = zoals de ch in ka
ch
el (Gel, girasol)
Slide 11 - Tekstslide
gue - gui
Guerra
Guiso
u wordt niet uitgesproken
Slide 12 - Tekstslide
pronunciación
h = niet uitgesproken (hombre)
i = ie zoals in f
ie
ts (vis a vis, Vicente)
J = keelklank
ch
zoals in ka
ch
el (mujer)
LL = j Jolanda (¿Cómo te llamas?)
ñ = uitspraak nje (niño, España)
Slide 13 - Tekstslide
Qu spreek uit als K
bijvoorbeeld:
Qué = Ké
¿Quién? = kiejen
queso
Slide 14 - Tekstslide
pronunciación
r = r
rr = rrrrrrrrr
U = oe
(Cuba)
V = B (
Valencia
)
X = ks
Slide 15 - Tekstslide
pronunciación
Y = J bijvoorbeeld
yogur
Y betekent -en- spreek uit als -ie- bijv.
Juan y Maria
Z = th zoals in thing bijvoorbeel
zapato
Slide 16 - Tekstslide
video ele: primera clase de español
pronunciación
p. 10
Slide 17 - Tekstslide
¿Cómo se pronuncia?
1. mujer
6. cigüeña
11. Corrida
16.Gobierno
2. valiente
7. Cenicienta
12. Cuña
17. Girasol
3. agua
8. Ceniza
13. Ceriza
18. Ganar
4. Vicente
9. Canal
14. Cine
19. Guerra
5. jinete
10. Gel
15. Hijo
20. Cien
Slide 18 - Tekstslide
Deberes
leren persoonlijke voornaamwoorden
leren werkwoord ser
Slide 19 - Tekstslide
semana 2.2 Hoy es miércoles
programa de hoy
repaso: deletrear, abecedario
repaso: pronunciación
números 0-30
Slide 20 - Tekstslide
Repaso ¿Cómo se pronuncia?
1. jota
6. calabaza
11. zapato
16.barco
2. gota
7. girar
12. frotar
17. embarcar
3. hombre
8. votar
13. lago
18. puerta
4.mucho
9. yegua
14. lluvia
19. avión
5. cenicero
10. Javier
15. hoja
20. Suecia
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Tekstslide
los números hasta 30
1 - uno 6 - seis 11 - once 16 - dieciséis 21 - veintiuno
26 - veintiséis
2 - dos 7 - siete 12 - doce 17 - diecisiete
22 - veintidós
27 - veintisiete
3 - tres 8 - ocho 13 - trece 18 - dieciocho
23 - veintitrés
28 - veintiocho
4 - cuatro 9 - nueve 14 - catorce 19 - diecinueve 24 - veinticuatro 29 - veintinueve
5 - cinco 10 - diez 15 - quince 20 - veinte 25 - veinticinco 30 - treinta
Let op;
0 - cero
t/m 30 schrijven we alles aan elkaar
accenten: 16, 22, 23, 26
Getallen 0-30
Slide 23 - Tekstslide
Deberes
Leer deze lessonup
leren uitspraakregels => volgende les dictee!!
leren persoonlijke voornaamwoorden
boekje maken t/m p. 12
leren: getallen 1-30
Slide 24 - Tekstslide
Slide 25 - Tekstslide
Slide 26 - Video
Deletrea tu nombre
¿Cómo se escribe......? Hoe schrijf je?
....... Se escribe ......
(in groepjes namen spellen mbv. spel alfabet)
Slide 27 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
AIB 22A. clase 2: presentarse, alfabeto español, pronunciación, 0-30
September 2024
- Les met
20 slides
Spaans
MBO
Studiejaar 1
2. Werkwoord 'ser'
March 2024
- Les met
22 slides
Spaans
MBO
Studiejaar 1,2
4e les- verbo ser, presentarse
October 2023
- Les met
26 slides
Spaans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Con Gusto 1, 1a semana, grupo A y C clase presencial grupo
September 2020
- Les met
15 slides
Spaans
HBO
Studiejaar 1
Con Gusto 1 nuevo, EHV grupo 1: 1a semana 1a clase
April 2022
- Les met
13 slides
Spaans
HBO
Studiejaar 1
01_Sp1_Introducción_OLIME
November 2021
- Les met
50 slides
Spaans
HBO
Studiejaar 1
01_Sp1_Introducción
September 2024
- Les met
43 slides
Spaans
HBO
Studiejaar 1
4e les - V2A/B - 7 de septiembre de 2020
August 2020
- Les met
24 slides
Spaans
Middelbare school
havo
Leerjaar 4