In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Welkom
Telefoon in telefoontas
Tas van tafel
Boeken + notitiespullen pakken
Ga in deze LessonUp
Slide 1 - Tekstslide
Leerdoelen vorige lessen
Ik kan een kruisingsschema van een kruising maken en daar daar conclusies uit trekken over P, F1 en F2 .
Je kent de termen intermediair en co-dominantie en kan deze toepassen in kruisingsschema's
Je leert hoe aandoeningen en ziektes overerven
Slide 2 - Tekstslide
Wat is de beste omschrijving van chromosomen?
A
erfelijke eigenschappen
B
genen
C
opgerold DNA
D
opgerolde sliertjes in de celkern
Slide 3 - Quizvraag
Met het genotype gg heb je 2 recessieve allelen
A
juist
B
onjuist
Slide 4 - Quizvraag
Met het genotype AA ben je heterozygoot
A
juist
B
onjuist
Slide 5 - Quizvraag
Wanneer je het genotype BB hebt, krijg je het dominante fenotype
A
juist
B
onjuist
Slide 6 - Quizvraag
Wanneer een dier een recessief fenotype heeft, weet je wat zijn genotype is
A
juist
B
onjuist
Slide 7 - Quizvraag
Tigo zegt: Het fenotype wordt bepaald door de erfelijke eigenschappen en de omgeving.
Mads zegt: Het genotype ligt vast, deze kun je niet aanpassen.
Wie heeft er gelijk?
A
Tigo
B
Mads
C
Tigo & Mads
D
Geen van beiden
Slide 8 - Quizvraag
Thijn heeft bij de supermarkt zaden van een moestuinplantje gekregen. Hij besluit de zaden in de potjes met grond te doen en geeft ze regelmatig water. De zaadjes ontkiemen en het plantje gaat groeien. Wat kun je zeggen over het genotype en fenotype na ontkieming?
A
genotype: verandert
fenotype: verandert
B
genotype: verandert
fenotype: blijft het zelfde
C
genotype: blijft het zelfde
fenotype: verandert
D
genotype: blijft het zelfde
fenotype: blijft het zelfde
Slide 9 - Quizvraag
23
46
Hoeveel chromosomen bevatten de onderste lichaamscellen afkomstig van een mens?
Slide 10 - Sleepvraag
Oorlellen kunnen vast of los zijn. De ouders in de afbeelding hiernaast hebben beide losse oorlellen.
Welk gen is dominant?
A
Gen voor losse oorlellen
B
Gen voor vaste oorlellen
C
Geen van beiden
D
Niet te zeggen
Slide 11 - Quizvraag
Bij mensen is het gen voor bruine ogen dominant over het gen van blauwe ogen. De vader van Juul en Jacques heeft blauwe ogen. Moeder heeft bruine ogen. Juul heeft blauwe ogen.
Hoe groot is de kans dat Jacques bruine ogen heeft?
Tip: Maak een kruisingsschema
A
0%
B
50%
C
75%
D
100%
Slide 12 - Quizvraag
Thalassemie is een zeer ernstige bloedziekte die het gevolg is van afwijkende rode bloedcellen. Rob is drager van het ziekmakende gen
Komt het gen voor thalassemie in alle gewone lichaamscellen van Rob voor? En in alle zaadcellen?
A
in alle gewone lichaamscellen en in alle zaadcellen
B
in alle gewone lichaamscellen en in de helft van de zaadcellen
C
in de helft van de gewone lichaamscellen en in alle zaadcellen
D
in de helft van de gewone lichaamscellen en in de helft van de zaadcellen
Slide 13 - Quizvraag
Thalassemie is een zeer ernstige bloedziekte die het gevolg is van afwijkende rode bloedcellen. Rob is drager van het ziekmakende gen
Is te bepalen of Thalassemie op het x-chromosoom ligt of niet
A
Ja, het ligt op het x-chromosoom
B
Ja, het ligt niet op het x-chromsoom
C
Dat is niet uit de tekst te halen
Slide 14 - Quizvraag
Slide 15 - Tekstslide
Leerdoel deze les
Je leert hoe aandoeningen overerven en hoe je eigenschappen in een stamboom weergeeft.
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Recessief of dominant?
Recessief of dominant?
Zoek een kind dat een ander fenotype heeft dan beide ouders. (Sem, Karin, Hans). Het kind moet homozygoot recessief zijn en de ouders heterozygoot (evt. drager). Dat houdt in dat het witte allel de dominante is en het rode allel de recessieve