6.4 Schoonmaakmiddelen

Schoonmaakmiddelen
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Schoonmaakmiddelen

Slide 1 - Tekstslide

Deze les
  • Uitleg werking schoonmaakmiddelen
  • Aan de slag 

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kunt verschillende manieren van schoonmaken herkennen en benoemen. 
  • Je weet wat een zuur en een base is. 
  • Je weet wat de pH is. 
  • Je weet hoe je de pH kunt bepalen.  

Slide 3 - Tekstslide

Schoonmaken op verschillende manieren
  • Mechanisch reinigen
  • Oplossen
  • Desinfecteren
  • Chemisch reinigen 

Slide 4 - Tekstslide

Mechanisch reinigen
Door stevig te schrobben of door een schuurmiddel te gebruiken verwijder je aangekoekt vuil. 

Vaak wordt kalk gebruikt, vroeger zand. 
Borstel of staalsponsje. 

Slide 5 - Tekstslide

Oplossen (in extractiemiddel)
  • Hydrofoob en hydrofiel 
  • Hydrofiele verontreinigingen kunnen met water worden opgelost. 
  • Terpentine, wasbenzine, spiritus en aceton zijn allemaal         hydrofoob (in meerdere of mindere mate). Hydrofobe vlekken kun je hiermee verwijderen. 

Slide 6 - Tekstslide

Inkt
Nagellak
vet
verf
aceton

spiritus
wasbenzine
Terpentine

Slide 7 - Sleepvraag

Desinfecteren
  • Heet water; 60 tot 95 graden Celsius. 
  • Zeep; zeepmoleculen gaan in het membraan van virussen, daardoor onschadelijk gemaakt. 
  • Bleekmiddel; maken veel structuren stuk. 
  • Alcohol; maakt de eiwitten van bacteriën en virussen kapot. 

Slide 8 - Tekstslide

Chemisch reinigen
  • Zure en basische stoffen zijn elkaars tegenpolen.
  • Reactie van zuur + base --> neutrale stof (bv water). 
  • vb zuren: zoutzuur, azijnzuur, citroenzuur
  • vb basen: ammoniak, soda, natriumhydroxide

zuur --> ontkalken
base --> ontvetten


Slide 9 - Tekstslide

Gootsteenontstopper
  • Verstopping = gestold vet
  • Natriumhydroxide is zeer agressieve base 
  • Bij aanraking met water --> warmte
  • Vet smelt en kan reageren met natriumhydroxide, waardoor het reageert tot zeepmoleculen.
  • Verstopping is weg!

Slide 10 - Tekstslide

Ontkalken
  • Zuur + base --> neutrale stof
  • Kalk = base
  • Zuur toevoegen laat kalk reageren, waardoor het weg kan spoelen. 

Slide 11 - Tekstslide

Wat is een geschikt ontkalkingsmiddel?
A
zeep
B
azijnzuur
C
citroenzuur
D
zoutzuur

Slide 12 - Quizvraag

Bleekmiddelen
  • Gekleurde vlekken kun je wegbleken.
  • Bleekmiddelen reageren met kleurstoffen. 
  • Er ontstaan kleurloze stoffen.
  • vb: natriumhypochloriet, waterstofperoxide


Slide 13 - Tekstslide

pH (0-14)
  • pH-waarde geeft aan hoe zuur of hoe basisch iets is.

  • 0-7 zuur
  • 7 neutraal
  • 7-14 base
  • Lager dan 3 of hoger dan 11 --> heel agressief 

Slide 14 - Tekstslide

Wat voor pH denk je dat gootsteenontstopper heeft?

Slide 15 - Open vraag

Een stof met pH=5 is een ...
A
zuur
B
base
C
neutrale stof

Slide 16 - Quizvraag

pH meten
  • Zuur-base-indicator 
  • pH papier

Rodekoolsap: bij base groen, 
bij zuur rood/roze

Slide 17 - Tekstslide

Welke kleur heeft rodekoolsap als je er azijnzuur aan toevoegt?
A
groen
B
rood

Slide 18 - Quizvraag

Met wat voor een stof kun je apparaten ontkalken?

Slide 19 - Open vraag

Waarvoor gebruik je basen bij schoonmaken?
A
ontkalken
B
ontkleuren
C
ontvetten

Slide 20 - Quizvraag

Welke stof is agressiever?
A
zeep (pH=9,5)
B
ovenreiniger (pH=13)

Slide 21 - Quizvraag

Aan de slag
  • Blz. 163: 1 t/m 7, 9 t/m 11

Slide 22 - Tekstslide