spelling blok 5 opdr 3 en 4 (rvl)

spelling blok 5 
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

spelling blok 5 

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Na deze les: 
- hebben we opdracht 1 en 2 nagekeken.
- heb je de spellingsregels meervoud nog eens herhaald.
- heb je de regels voor het gebruik van leestekens nog eens herhaald. 

Slide 2 - Tekstslide

antwoorden opdr 1 blz 189
1. belandden - gebeurd
2. fronste - loog 
3. vermoedt - verstopt
4. gesmasht - gescoord
5. beweert - verdiend
6. vervoert - bedoeld
7. houd - geniet 
antwoorden opdr 2 blz 189
1. wollen                        9. geflopte
2. kunststof              10. bestelde 
3. bronzen                 11. vergrote 
4. bekende              12. verplichte 
5. gekrompen       13. uitgeputte 
6. gebarsten
7. gelande
8. verbaasde

Slide 3 - Tekstslide

1. MEERVOUD op -en
Vaak hoef je alleen maar -en achter het woord te zetten

lamp + en = lampen

boer + en = boeren

dans + en = dansen

lot + en = loten

Slide 4 - Tekstslide

2. MEERVOUD op -en

Soms moet je tegelijk de laatste letter verdubbelen,

want je hoort een korte klank

klas + s + en = klassen

bak + k + en = bakken

bed + d + en = bedden

Slide 5 - Tekstslide

3. MEERVOUD op -en

Soms moet je tegelijk een a, e, o of u weghalen,

want je hoort een lange klank

schaar - a + en = scharen

been - e + en = benen

sloot - o + en = sloten

Slide 6 - Tekstslide

4. MEERVOUD op -en

Soms moet je tegelijk een -f veranderen in een -v

raaf + f/v + en = raven

brief + f/v + en = brieven

golf + f/v + en = golven

Slide 7 - Tekstslide

5. MEERVOUD op -en

Soms moet je tegelijk een -s veranderen in een -z

baas + s/z + en = bazen

huis + s/z + en = huizen

mees + s/z + en = mezen

Slide 8 - Tekstslide

6. MEERVOUD op -ën

Bij woorden die eindigen op -ee of -ie maak je langer met -ën of met -"n (let op de plaats van de klemtoon)

fee = feeën

knie = knieën

bacterie = bacteriën

porie = poriën

Slide 9 - Tekstslide

6. MEERVOUD op -S

Meestal moet de -s aan het woord vast. 

aapje = aapjes

café = cafés

studie - studies


Slide 10 - Tekstslide

6. MEERVOUD op -S

Als er verwarring kan ontstaan over de uitspraak, moet er een ' (apostrof) tussen.



massa = massa's

duo = duo's

oma - oma's


Slide 11 - Tekstslide

6. MEERVOUD op -S
Een afkorting krijgt altijd een 's

BMW - BMW's

tv - tv's

M & M - M & M's


Slide 12 - Tekstslide

Meervoud - spelling
  • Zet -s achter het woord. Meestal moet de -s aan het woord vast. Bijvoorbeeld: aapje → aapjes, studie → studies, café → cafés.

  • Als je het woord met een -s eraan vast verkeerd uitspreekt, moet je een apostrof voor de -s zetten. Bijvoorbeeld: massa → massa’s, duo → duo’s.

  • Een afkorting die je als losse letters uitspreekt, krijgt in het meervoud altijd -’s.
Bijvoorbeeld: cd → cd’s, BMW → BMW’s.

Slide 13 - Tekstslide

Waar ligt de klemtoon?
genie
A
ge
B
nie

Slide 14 - Quizvraag

Hoe schrijf je het meervoud van
genie

Slide 15 - Open vraag

Waar ligt de klemtoon?
melodie
A
me
B
lo
C
die

Slide 16 - Quizvraag

Hoe schrijf je het meervoud van
melodie

Slide 17 - Open vraag

Waar ligt de klemtoon?
ceremonie
A
ce
B
re
C
mo
D
nie

Slide 18 - Quizvraag

Hoe schrijf je het meervoud van
ceremonie

Slide 19 - Open vraag

Zet het volgende zelfstandige naamwoord in het meervoud:
voetbal

Slide 20 - Open vraag

Zet het volgende zelfstandige naamwoord in het meervoud:
sportbroek

Slide 21 - Open vraag

Zet het volgende zelfstandige naamwoord in het meervoud:
uitslag

Slide 22 - Open vraag

Zet het volgende zelfstandige naamwoord in het meervoud:
M & M

Slide 23 - Open vraag

Huiswerk

Maak opdracht 3 en 4
blz  189

Slide 24 - Tekstslide