mens en gezondheid 1 t/m 5 basis

Mens en Gezondheid 1 t/m 5
Klas 3 basis 
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Mens en Gezondheid 1 t/m 5
Klas 3 basis 

Slide 1 - Tekstslide

Wat wordt bedoeld met leefstijl?
(meerder antw mogelijk)
A
de keuze die je maakt met betrekking tot je gezondheid
B
dat je niet gaat roken
C
dat je laat naar bed gaat
D
dat je je goed wast

Slide 2 - Quizvraag

Wat wordt bedoeld met voedingspatroon?
A
hoeveel je elke dag eet
B
de eetgewoonten van iemand
C
dat je eet wat je zelf wil
D
dat je af en toe op de weegschaal staat

Slide 3 - Quizvraag

Wat betekent conditie?
A
hoe lang je kan hardlopen
B
hoe vaak je sport in de week
C
hoe fit je bent
D
dat je heel hard kan rennen

Slide 4 - Quizvraag

Wat is een vacature?
A
iemand die werkt
B
alle dingen die je moet kunnen op het werk
C
een tijdschrift
D
is een arbeidsplaats waarvoor men iemand zoekt

Slide 5 - Quizvraag

Wat doet een activiteitenbegeleider?
A
zorg verlenen
B
een kinderfeestje organiseren
C
activiteiten doen met een groep mensen
D
ehbo-er op het werk

Slide 6 - Quizvraag

Wat zijn micro-voedingsstoffen?
A
vitaminen en mineralen
B
eiwitten en vetten
C
koolhydraten
D
water en vezels

Slide 7 - Quizvraag

Micro voedingsstoffen geven geen energie
A
waar
B
niet waar

Slide 8 - Quizvraag

voedingsstoffen hebben verschillende functies, voorbeelden zijn:
(meerder antw mogelijk)
A
opbouw van ons lichaam
B
energie geven aan het lichaam
C
het regelen van lichaamsprocessen
D
het is gewoon lekker

Slide 9 - Quizvraag

wat wordt bedoeld met Kcal en KJ?

A
de hoeveelheid energie in een product
B
hoe veel vetten er in zitten
C
hoeveel eiwitten er in zitten
D
hoeveel mineralen er inzitten

Slide 10 - Quizvraag

in vitamines zitten geen calorieën
A
waar
B
niet waar

Slide 11 - Quizvraag

Vitamine A zit veel in groente en fruit, vooral in wortel
A
waar
B
niet waar

Slide 12 - Quizvraag

Voorbeelden van Vitamine zijn:(meerdere antw mogelijk)
A
vitamine A
B
Vitamine E
C
vitamine g
D
Vitamine K

Slide 13 - Quizvraag

mineralen zijn nodig voor veel processen in het lichaam
A
waar
B
niet waar

Slide 14 - Quizvraag

ijzer, jodium en zink zijn voorbeelden van mineralen
A
waar
B
niet waar

Slide 15 - Quizvraag

Wat zijn macro-voedingsstoffen?
A
vitamine en mineralen
B
water en vezels
C
vetten en vitamine
D
eiwitten, koolhydraten, vetten

Slide 16 - Quizvraag

Waar zit eiwitten in?
(meerder antw mogelijk)
A
vlees
B
melkproducten
C
vis
D
ei

Slide 17 - Quizvraag

Koolhydraten levert ons energie
A
waar
B
niet waar

Slide 18 - Quizvraag

vitamine zorgt voor een goede weerstand
A
waar
B
niet waar

Slide 19 - Quizvraag

alle vetten zijn slecht
A
waar
B
niet waar

Slide 20 - Quizvraag

onverzadigde vetten is gezonder dan verzadigde vetten
A
waar
B
niet waar

Slide 21 - Quizvraag

als je veel vezels eet, kun je beter poepen
A
waar
B
niet waar

Slide 22 - Quizvraag

uit elk vak van de schijf van vijf moet je evenveel eten
A
waar
B
niet waar

Slide 23 - Quizvraag

iedere fabrikant mag zelf weten wat hij op een etiket zet
A
waar
B
niet waar

Slide 24 - Quizvraag

allergenen zijn:
A
extra kleurstof in een product
B
extra smaakmaker in een product
C
ingrediënten waar je allergisch voor kunt zijn
D
extra suiker in een product

Slide 25 - Quizvraag

wat zijn additieven?
(meerder atw mogelijk)
A
allergenen
B
zorg ervoor dat een product langer houdbaar is
C
zorgen voor de kleur in een product
D
zorgen voor extra smaak in een product

Slide 26 - Quizvraag

Wat betekent THT?
A
tot hoelang testen
B
ter hoogte tot
C
te hoge temperatuur
D
ten minste houdbaar tot

Slide 27 - Quizvraag

wat is een vegetarier?
A
eet geen vlees
B
eet niets wat van dieren komt
C
eet geen vlees of vis
D
eet geen vis

Slide 28 - Quizvraag

Moslim, Joden, Hindoes en Boeddhisten hebben dezelfde eetgewoonten
A
waar
B
niet waar

Slide 29 - Quizvraag

Koosjer eten hoort bij:
A
het hindoeïsme
B
Het boeddhisme
C
de Islam
D
het Jodendom

Slide 30 - Quizvraag

bij een voedingsbeperkte dieet eet je:
A
meer van iets
B
minder van iets

Slide 31 - Quizvraag

Als je glutenallergie hebt, mag je geen
(meerder antw mogelijk)
A
pasta
B
brood
C
koekjes
D
rijst

Slide 32 - Quizvraag

anorexia nervosa
A
komt doordat je geen geld hebt om te eten
B
komt doordat je veel problemen hebt
C
komt doordat je geen eten kunt verdragen
D
komt door maagproblemen

Slide 33 - Quizvraag

Wat bereken je met de BMI?
A
of je te lang bent
B
of je te zwaar bent
C
of je het te druk hebt
D
of je teveel problemen hebt

Slide 34 - Quizvraag

Wanneer moet je een natrium( zout) beperkt dieet volgen?
A
als je allergisch bent voor natrium
B
als je last hebt van overgewicht
C
als je een te hoge bloeddruk hebt
D
als je een lage bloeddruk hebt

Slide 35 - Quizvraag