Persoonsvorm en onderwerp in samengestelde zinnen

Persoonsvorm en onderwerp in samengestelde zinnen
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
TaalBasisschoolGroep 7

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Persoonsvorm en onderwerp in samengestelde zinnen

Slide 1 - Tekstslide

Welke 3 manieren zijn er om de persoonsvorm in een zin te vinden?

Slide 2 - Open vraag

Welke vraag kun je stellen om het onderwerp in een zin te vinden?

Slide 3 - Open vraag

Wat is zijn de persoonsvorm en het onderwerp van de hoofdzin?
'De timmerman maakt cement, zodat hij straks kan gaan metselen'.

Slide 4 - Open vraag

Wat is zijn de persoonsvorm en het onderwerp van de bijzin?

'De timmerman maakt cement, zodat hij straks kan gaan metselen'.

Slide 5 - Open vraag

Wat is zijn de persoonsvorm en het onderwerp van de hoofdzin?
'Mijn moeder braadt een groot stuk vlees, want er komen tien mensen eten.

Slide 6 - Open vraag

Wat is zijn de persoonsvorm en het onderwerp van de bijzin?

'Mijn moeder braadt een groot stuk vlees, want er komen tien mensen eten.

Slide 7 - Open vraag

Wat is zijn de persoonsvorm en het onderwerp van de hoofdzin?

'Bestrijdingsmiddelen zijn slecht voor het milieu, dus eet Rinke alleen maar biologisch voedsel'.

A
Persoonsvorm= slecht onderwerp= voedsel
B
Persoonsvorm= zijn Onderwerp= bestrijdingsmiddelen
C
Persoonsvorm= eet Onderwerp= Rinke
D
Persoonsvorm= biologisch onderwerp= dus

Slide 8 - Quizvraag

Wat is zijn de persoonsvorm en het onderwerp van de hoofdzin?

'Bestrijdingsmiddelen zijn slecht voor het milieu, dus eet Rinke alleen maar biologisch voedsel'.
A
Persoonsvorm=eet Onderwerp= Rinke
B
Persoonsvorm= dus Onderwerp= maar
C
Persoonsvorm= milieu Onderwerp= het

Slide 9 - Quizvraag

Zoek zowel van de hoofdzin als van de bijzin de persoonsvorm als het onderwerp op:
De mensen klappen, nadat de laatste noot van het vioolorkest heeft geklonken.

Slide 10 - Open vraag