H2-1 Marktaandeel + Vaste en Variabele kosten

Mededelingen
  • Aanstaande vrijdag ontvangen jullie per mail jullie gemaakte toets met antwoordblad
  • Als je economie gaat herkansen, stuur me aub vandaag even een mailtje
  • Zie je mail als je je weektaak niet hebt ingeleverd
  • Vergeet niet om even mijn beoordeling in te vullen
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Mededelingen
  • Aanstaande vrijdag ontvangen jullie per mail jullie gemaakte toets met antwoordblad
  • Als je economie gaat herkansen, stuur me aub vandaag even een mailtje
  • Zie je mail als je je weektaak niet hebt ingeleverd
  • Vergeet niet om even mijn beoordeling in te vullen

Slide 1 - Tekstslide

Terugblik op de vorige les
Hoofdstuk 2, paragraaf 2.2
Marktaandeel in afzet en in omzet

Slide 2 - Tekstslide



Een marktaandeel is:
A
Het aandeel dat een onderneming heeft in de totale afzet of omzet op een markt in een bepaalde periode
B
Hoeveel afzet een onderneming heeft in een maand ten opzichte van het vorige jaar.
C
Hoeveel winst een onderneming heeft behaald in een bepaalde periode
D
Aandelen van de markt

Slide 3 - Quizvraag

Waar kun je wat vinden?
I: Interactieve Powerpoints van de lessen
II: Antwoorden van de zelftests
III: weektaken
A
I: powerpoint, II: Peppels, III: LessonUp
B
I: Lessonup, II: Peppels, III: LWEOPLus
C
I: LessonUp, II: LWEOPlus, III: Peppels
D
Werkelijk geen idee, schiet mij maar in de feestverlichting

Slide 4 - Quizvraag






T-mobile neemt Telfort over. Wat is het marktaandeel van T-Mobile voor en na de overname?
aanbieder
KPN
T-mobile
Telfort
Overig
totaal
aantal klanten
8.000.000
3.900.000
2.600.000
2.200.000
16.700.000
A
voor 24%, na 42%
B
voor 20%, na 44%
C
voor 23%, na 39%
D
voor 22%, na 41%

Slide 5 - Quizvraag

Hoofdstuk 2, paragraaf 2
Opbrengst, kosten en winst
LWEO Lesbrief vervoer

Slide 6 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Wat zijn kapitaalgoederen?
  • Wat zijn afschrijvingen en hoe bereken je die?
  •  Wat is het verschil tussen constante en variabele kosten?
  • Hoe teken je een grafiek?
  • Hoe bereken je de gemiddelde en totale kosten?  

Slide 7 - Tekstslide

Kapitaalgoederen
Kapitaalgoederen
Producten die een bedrijf koopt om andere producten te kopen. Bijvoorbeeld machines. Kapitaalgoederen gaan meerdere jaren mee: de economische levensduur

Slide 8 - Tekstslide

Afschrijvingen
Kapitaalgoederen worden in de loop van de tijd minder waard. Dat komt door ouderdom en door slijtage. Het zichtbaar maken van de kosten van het gebruik van een duurzaam productiemiddel wordt boekhoudkundig zichtbaar. 

Afschrijvingen behoren tot de vaste kosten van een bedrijf. 

Slide 9 - Tekstslide

Formule afschrijvingen
formule afschrijvingen
(aanschafwaarde - restwaarde)/economische levensduur

voorbeeld
aanschafwaarde: 10.000 euro, restwaarde: 2.000 euro, economische levensduur: 4 jaar
afschrijving = (10.000 - 2.000)/4 jaar = 2000 euro per jaar

Slide 10 - Tekstslide

Wat is een afschrijving?
A
waardevermeerdering
B
boekwaarde
C
restwaarde
D
waardevermindering

Slide 11 - Quizvraag

Nieuwwaarde auto: € 20.000
Restwaarde na 4 jaar: € 4.000,
Periode afschrijving: 4 jaar
Hoeveel verliest de auto per maand in waarde tijdens de afschrijvingsperiode
A
€ 100 per maand
B
€ 16.000
C
€ 333,33 per maand

Slide 12 - Quizvraag

Nieuwwaarde auto: € 30.000
Restwaarde na 4 jaar: € 10.000,
Periode afschrijving: 4 jaar
Hoeveel verliest de auto in waarde tijdens de afschrijvingsperiode
A
€ 10.000
B
€ 312,50 per maand
C
€ 5.000 per jaar

Slide 13 - Quizvraag

Kosten
Variabele kosten
Kosten die veranderen als je een ander aantal producten gaat produceren. Bijvoorbeeld: materiaalkosten. 
Vaste kosten
Kosten die hetzelfde blijven ongeacht de productie. Bijvoorbeeld: afschrijvingskosten of huur van je bedrijfspand. 

Slide 14 - Tekstslide

Sleep de kosten soorten in de juiste kolom
Vaste kosten
Variabele kosten
Afschrijvingen
Verwarming gebouw
Huurkosten gebouw
Loonkosten
Benzinekosten

Slide 15 - Sleepvraag

De formules
Totale kosten TK = TCK + TVK (totale constante kosten + totale variabele kosten)

Totale variabel kosten TVK = GVK * q (gemiddelde variabele kosten * hoeveelheid)

Totale omzet TO = P * q (prijs * hoeveelheid)

Totale winst TW = TO - TK

Slide 16 - Tekstslide

Alle formules (1)
Totale kosten (TK)
Totale constante kosten (TCK) + totale variabele kosten (TVK)

Totale opbrengst (TO)
prijs x afzet = P x q




Slide 17 - Tekstslide

Alle formules (2)
Totale winst (TW)
TW = Totale opbrengst - totale kosten

Afschrijvingen
Afschrijvingen = (aanschafwaarde - restwaarde)/levensduur



Slide 18 - Tekstslide

TK = 100Q + € 150.000,-
Wat zijn de totale kosten
bij een afzet van 0 stuks?

A
€ 100.000,-
B
€ 150.000,-
C
€ 15.000,-
D
€ 0,-

Slide 19 - Quizvraag

uitwerking
TK = 100Q + 150.000
Als Q = 0
Dan TK = 150.000

Slide 20 - Tekstslide


De gemiddelde totale
kosten bij 10 stuks zijn:
TK=Q2+500
A
€10
B
€50
C
€60
D
€600

Slide 21 - Quizvraag

uitwerking

Productie van , dus vul voor Q het getal 500 in
TK = (10 * 10)+500 = 600
Dus de gemiddelde totale kosten (GTK) = 600/10 = 60
TK=Q2+500

Slide 22 - Tekstslide

Kostenfunctie Bakker de Jong:
TK = 0,50q + 14.000.
Bij een productie van 20.000 broden zijn de gemiddelde totale kosten per brood?
A
24.000
B
0,50
C
1,20
D
7

Slide 23 - Quizvraag

Uitwerking
TK = 0,5Q + 14.000
Productie is 20.000, dus Q = 20.000
Totale kosten = 0,5 x 20.000 + 14.000 = 24.000

Dus de gemiddelde totale kosten zijn:
24.000/20.000 = 1,2

Slide 24 - Tekstslide

Tekenen TK-lijn


TK = 0,5Q + 4500
Vul twee waarden voor Q in, en bereken de TK:
Dus de TK-lijn gaat door de punten (0,4500) en (1000,5000)
Teken een assenstelsel met horizontaal de hoeveelheid (Q) en verticaal de hoeveelheid geld (hier TK).

Q
0
1000
TK
4500
5000

Slide 25 - Tekstslide

Teken in 1 grafiek de functies van:
TO = 75Q en de functie TK = 35Q + 30.000
productiecapaciteit: 2000

Slide 26 - Open vraag

Slide 27 - Tekstslide

Vul in hoe het ging:
A
Beide goed
B
Beide fout
C
TO functie: goed TK functie: fout
D
TO functie: fout TK functie: goed

Slide 28 - Quizvraag

Teken in 1 grafiek:
TO = 5000Q, TK = 2000Q + 1.000.000
productiecapaciteit = 500

Slide 29 - Open vraag

Slide 30 - Tekstslide

Vul in hoe het ging:
A
Beide goed
B
Beide fout
C
TO functie: goed TK functie: fout
D
TO functie: fout TK functie: goed

Slide 31 - Quizvraag

I: afschrijvingen is (aanschafwaarde-restwaarde)/restwaarde
II: Als de vaste en de variabele kosten gelijk zijn aan de omzet, is de winst 0
III: omzet = afzet * prijs
A
I: juist,II: onjuist, III: juist
B
I: onjuist, II: juist, III: juist
C
I: onjuist, II: onjuist III: onjuist
D
I: juist, II: juist, III: onjuist

Slide 32 - Quizvraag

Samenvatting
  • Kapitaalgoederen zijn goederen waarmee je andere producten produceert
  • Afschrijvingen is de waardevermindering van een kapitaalgoed
  • Vaste kosten = kosten die niet wijzigen als de productie wijzigt
  • Variabele kosten = kosten die wel wijzigen als de  productie wijzigt

Slide 33 - Tekstslide

Ik begrijp
afschrijvingen
😒🙁😐🙂😃

Slide 34 - Poll

Ik begrijp het verschil tussen vaste en variabele kosten.
😒🙁😐🙂😃

Slide 35 - Poll

Ik kan nu een grafiek tekenen van een TO-TK functie.
😒🙁😐🙂😃

Slide 36 - Poll

Na deze les wil ik
de uitleg nog 1 keer horen
meer voorbeelden krijgen
meer oefeningen maken
de leerstof thuis nog even bekijken
overgaan naar nieuwe leerstof
nog meer te weten komen over de leerstof
niet meer te weten komen over de leerstof
nog iets anders (vul de vraag op de volgende slide in)
helemaal niets, ben er helemaal klaar mee

Slide 37 - Poll